Onwaardig
Lukas 5:8
„En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieën van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens.”
Toen de Heere Jezus in de boot kwam en Petrus gebood af te steken naar de diepte en zijn netten uit te werpen, toen ving hij zo’n grote menigte vissen dat het net scheurde en de boot begon te zinken. Zie, het schip gaat al lager en lager, tot het water er overheen dreigt te spoelen om met de boot ook Petrus en de vissen en alles te verzwelgen. Toen viel Petrus aan Jezus’ knieën neer en riep uit: „Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens!”
Jezus’ tegenwoordigheid was te veel voor hem. Het gevoel van zijn onwaardigheid maakte dat hij zonk, gelijk zijn boot, en dat hij terugdeinsde voor zijn goddelijke Heere.
Ik herinner mij dat gevoel nog zo levendig. Ik was half geneigd om met de bezetene uit het land der Gadarenen uit te schreeuwen: „Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods des Allerhoogsten?” Die eerste ontdekking van Zijn liefde was overweldigend. Juist de hoop die Hij mij gaf, vermeerderde mijn angst. Want toen zag ik dat ik de Heere had geslagen, Die gekomen was om mij te redden en te zaligen. Ik zag dat het mijn eigen hand was die de hamer had doen vallen en de nagelen had ingedreven in de handen en voeten van de Zaligmaker, om Hem aan het wrede vloekhout te hechten.
C. H. Spurgeon, predikant te Londen
(”Totdat Hij komt”, 1896)