Kerk & religie

„In de oorlog lag het kerkelijk leven stil”

Predikanten die al in de Tweede Wereldoorlog in het ambt stonden, zijn schaars geworden. Ds. J. Koele uit Nijkerk is een van hen. „Tijdens de oorlog leefde het stoffelijke meer dan het geestelijke. Hoe brengen we het er levend van af?”

22 December 2004 07:46Gewijzigd op 14 November 2020 02:01
NIJKERK – Ds. J. Koele uit Nijkerk begon tijdens de Tweede Wereldoorlog aan zijn ambtelijke werkzaamheden. „Er was geen catechisatie, geen vereniging. Aan het geestelijk leven ontbreekt dan wel wat. Als predikant zou je anders willen, maar zo kan het ge
NIJKERK – Ds. J. Koele uit Nijkerk begon tijdens de Tweede Wereldoorlog aan zijn ambtelijke werkzaamheden. „Er was geen catechisatie, geen vereniging. Aan het geestelijk leven ontbreekt dan wel wat. Als predikant zou je anders willen, maar zo kan het ge

De 88-jarige emeritus predikant, hij zit in zijn gemakkelijke stoel, doet zijn best om zich het dagelijks leven in de oorlog te herinneren. Ruim zestig jaar geleden rondde hij zijn studie theologie af aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij studeerde in de oorlogsjaren en dat betekende dat hij geen studentenleven heeft gehad. „’s Avonds mocht je immers niet op straat.”

Op het nippertje ontsnapte hij aan tewerkstelling in Duitsland. Ook studenten theologie werden in de laatste oorlogsjaren meegenomen. Koele dook onder en zijn vrouw stapte naar de universiteit om het bewijs dat hij was afgestudeerd. Die verklaring voorkwam dat hij alsnog moest vertrekken.

In hervormd Huizen verleende kandidaat Koele bijstand in het pastoraat. De pastorie van de derde predikant was bezet door de Duitsers, waardoor deze predikantsplaats vacant bleef. Het was vrij rustig in Huizen. Toen Koele, op een kamertje in de kost, huiszoeking kreeg -„Wat die Duitsers zochten weet ik niet, ik denk dat ze op zoek waren naar jonge mensen”- verstopte hij zich, maar werd gevonden. Hij liep echter geen gevaar. „Ze hoorden dat ik een geestelijke was en lieten me vrij. Die kan niet werken, dachten ze”, grapt de Nijkerkse predikant.

In 1944 nam hij een beroep aan naar Genderen. „Een rustig, klein dorpje met zo’n 500, 600 inwoners. Iedereen wist wie de onderduikers waren. Die liepen gewoon op straat.” De Duitsers komen hier toch niet, redeneerden de mensen.

De oorlog was het gesprek van de dag, ook tijdens de huisbezoeken. Ds. Koele: „Elke dag was er de spanning: Wat komt er van ons terecht? Wat doet de vijand? Wie wint er? Er heerste onzekerheid. Een krant was er niet meer, de radio was verborgen. Het stoffelijke leefde veel sterker dan het geestelijke. Hoe brengen we het er levend van af? Ja, dat was wel jammer. Mensen praatten meer over de oorlog. Ze waren wel heel trouw in hun kerkgang. Op een enkeling na ging iedereen naar de kerk.”

Het kerkelijk leven floreerde niet. Een heleboel dingen lagen stil, memoreert ds. Koele. „Er was geen catechisatie, geen vereniging. ’s Avonds was de straat verboden terrein. De tweede kerkdienst hielden we ’s middags. Aan het geestelijke leven ontbreekt dan wel wat. Je vindt dat wel even erg, maar als je midden in de oorlog zit, leg je jezelf daar bij neer. Als predikant zou je anders willen, maar zo kan het gewoonweg niet.”

Ds. Koele kende bange momenten in Genderen. De Engelsen en de Duitsers vochten om de rivier de Maas. Om te verhinderen dat men de kerktoren van Genderen als uitkijkplaats zou gebruiken, was de kerk -naast de pastorie- regelmatig doelwit van beschietingen. „Ik verschool me in het kippenhok. De ramen van de kerk rinkelden. De kogeltjes sloegen vlak bij me in de grond. Wat had ik het toen ontzettend benauwd.”

De Duitsers namen hun intrek in Genderen en de bewoners werden geëvacueerd. De meesten werden gedwongen mee te helpen met het aanleggen van verdedigingswerken bij de dijken van de rivier. „Ik wilde bij mijn gemeenteleden blijven en ging ook”, vertelt ds. Koele. „Maar dat mocht niet.” Zijn vrouw: „De Duitsers zeiden: Sie sind Pfarrer” (u bent predikant).”

Net voor de evacuatie kwam er in een schuilkelder een jongen om bij een bombardement. Ds. Koele: „Omdat de Duitsers ons sommeerden uit Genderen te vertrekken, kon ik de begrafenis van die jongen niet leiden. Hij is door zijn ouders begraven in de tuin.”

Het laatste halfjaar van de oorlog bivakkeerden de predikant en zijn zwangere vrouw bij verschillende mensen in Andel en Hoornaar. De oorlog voedde bij ds. Koele de gedachte „dat er eigenlijk maar Eén is Die je bewaren kan.”

Het echtpaar kijkt elkaar aan. „We zijn erdoorheen gekomen”, zegt zij monter. Ze beseffen beiden dat ze er op het platteland goed van afkwamen. „Voor sommige mensen is de oorlog een diepe doorgang geweest”, zegt ds. Koele. „Neem de mensen die in een concentratiekamp zaten. Dat betekent zo veel lijden en honger dat je daar je leven lang niet uitkomt. Wij konden nog gewoon ons leven leiden. Voor ons was het lang zo erg niet.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer