Het begin
Het begin, midden en einde van de zaligheid van de mens is enkel en alleen uit God. De mens kan er niets aan toedoen, niet in het begin, wanneer God de mens vindt: blind, dood en onwillig. Wanneer Hij hem zo vindt, komt God hem voor uit enkel vrije genade. Hij zendt Zijn Heilige Geest, Die in het hart van zo iemand een woonplaats neemt. Hij werkt daar verschillend, anders in deze zondaar, anders in die zondaar, zodat men uit de weg van de bekering van de een geen besluit kan maken voor de bekering van een ander.Men kan niet zeggen: Ik ben niet bekeerd als die of die, dus ik ben niet bekeerd. Sommigen worden snel bekeerd, als in een dag. Sommigen langzaam. Zij hebben veel voorbereidende werkingen. Doch het leven komt er in een ogenblik. Dan wordt zo iemand van dood levend gemaakt. Maar het is bezwaarlijk, maar niet onmogelijk dat tijdstip te kennen. Men hoeft daar niet verontrust over te zijn. Sommigen worden bekeerd met blijdschap, anderen met schrik, vrees, of aanhoudende treurigheid. Sommigen door het gezicht van de waarheid, zonder veel blijdschap of droefheid, maar bedaard.
Gelijk God alleen werkt in des mensen bekering, is het ook God alleen die de mens doet werken als hij leven heeft. De geestelijke mens beweegt zich door de invloeiingen van de Heiligen Geest, hier dus en daar zo.
W. à Brakel, predikant te Rotterdam (Een bemoedigende brief, 1739)