Artsen zonder Grenzen (AzG) trok zich in juli terug uit Afghanistan, ruim een maand nadat de Nederlander Willem Kwint (40), de Belgische Hélène de Beir (30), de Noor Egil Tynaes (63) en hun Afghaanse tolk en chauffeur in een hinderlaag waren gedood. Aanvankelijk ging de verdenking uit naar Taliban–strijders of daarmee verbonden groeperingen. Later werden ook krijgsheren uit de regering van president Hamid Karzai als mogelijke opdrachtgever genoemd. ‘Als er een klimaat van straffeloosheid heerst (…) is het altijd moeilijk te werken’, zei Gillies, die eraan herinnerde dat voor de aanval van 2 juni al ruim dertig hulpverleners in Afghanistan de dood hadden gevonden. Volgens Gillies stelde het regime in Kabul in slechts één van die dertig moorden gerechtelijke vervolging in.

De commandant van politie van Badghis, Amir Shah Naibzadah, erkent dat de daders tot dusver niet zijn gevonden. Hij zegt als verontschuldiging dat het gebied zeer onherbergzaam en uitgestrekt is, en dat het de politie aan manschappen en voorzieningen ontbreekt.

Gillies hekelde ook regeringen die met hun hulpverlening politieke doeleinden najagen. Het Amerikaanse leger kwam eerder dit jaar onder vuur omdat het in Afghanistan pamfletten uitdeelde waarin werd gedreigd met intrekken van steun als de lokale bevolking rebellen zou blijven helpen. De Amerikanen boden hier later hun verontschuldigingen voor aan. AzG had tachtig buitenlandse en veertien Afghaanse medewerkers in Afghanistan. De organisatie trok zich in november eveneens om veiligheidsredenen uit Irak terug.