Hoe seculiere intolerantie leidt tot christelijke zelfcensuur
Christenen passen regelmatig zelfcensuur toe, wanneer zij geconfronteerd worden met seculiere intolerantie. Dat concluderen verschillende christelijke mensenrechtenorganisaties in een in juni verschenen rapport.
De drie organisaties, waaronder het International Institute for Religious Freedom, onderzoeken christenvervolging en „seculiere intolerantie.”
Het onderscheid tussen een „vrije kerk in het Westen” en „de vervolgde kerk” is niet terecht, schrijven zij. Ook in het Westen vinden vormen van vervolging plaats, maar het gaat vaak om incidenten. „Niemand overlijdt aan een kleine snee, maar duizend van zulke incidenten hebben uiteindelijk dezelfde impact.”
Dit leidt volgens de onderzoekers tot wat zij het ”chilling effect” (letterlijk: het verkoelingseffect) noemen: een vorm van verlamming onder christenen om hun geloof te belijden of zich uit te spreken over thema’s die omstreden zijn in de cultuur, zoals opvattingen over het huwelijk, familie of de seksuele moraal.
De onderzoekers ondervroegen personen uit Mexico, Colombia, Frankrijk en Duitsland op deze thema’s, en concluderen dat christenen regelmatig zelfcensuur toepassen. Zo voelen gelovige wetenschappers zich vaak gedrongen om hun geloofsovertuiging geheim te houden of zijn christenen terughoudend op sociale media uit de angst voor een „sociale lynchpartij.”
Ook stelt de studie dat veel christenen zich er niet van bewust zijn dat zij zelfcensuur toepassen. Omdat het gaat om een subtiel proces, wordt dit element vaak niet erkend in onderzoeken naar godsdienstvrijheid. Zelfcensuur belemmert volgens de auteurs echter wel degelijk een vrije belijdenis van godsdienst.