Buiten God leven
Job 21:14
„Nochtans zeggen zij tot God: Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust.”
De staat waaruit en waartoe de wedergeboorte brengt, is van de dood tot het leven.
De staat waaruit is de geestelijke dood. De lichamelijke dood is de scheiding van ziel en lichaam, de geestelijke is de afscheiding van de ziel van God. God heeft de mens zo geschapen dat hij geen recht vermaak hebben kan dan in God. Hij heeft Zichzelf daartoe aan de mens bekendgemaakt en deed de mens vóór de val in Zijn gemeenschap leven. Na de val is de mens geheel van God afgescheiden: hij kent God niet, hij zoekt en heeft God niet lief. God is zijn vermaak niet. Hij vreest en gehoorzaamt God niet. De mens wil van God wel afgescheiden blijven. Hoe meer men hem zo laat, des te liever heeft hij het, als hij in het aardse zijn genoegen heeft.
Laat de Heilige Israëls van ons ophouden (Jesaja 30:11). Wijk van ons, want aan de kennis van Uw wegen hebben wij geen lust (Job 21:14). Los van God zoeken ze hun enige vermaak in de schepselen, ieder naar zijn gelegenheid, karakter en gewoonte. Het aardse is in hun ogen heerlijk, beminnelijk, waard om gezocht en nagejaagd te worden.
De mens heeft vermogens van ziel, verstand, wil en genegenheden behouden. Daarin is hij nu dood of levend. Hij leeft buiten God of hij heeft alle vermaak en leven in God.
Wilhelmus à Brakel, predikant te Rotterdam
(”Redelijke Godsdienst”, 1893)