Kerk & religie500 jaar Guido de Brès

Guido de Brès: zó gereformeerd, maar bijna vergeten

In het Belgische Bergen lijken ze hem bijna vergeten: Guido de Brès, opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hij werd 500 jaar geleden in de Waalse stad geboren.

16 June 2022 07:37
beeld Jos Ansink
beeld Jos Ansink

Een straatnaambordje is alles wat er in de hoofdstad van de provincie Henegouwen aan Guido de Brès herinnert. ”Rue Guy de Brès. 1522-1567. Théologien protestant”, staat erop. Een lange laan met witte huizen, kortgeknipte buxusbollen, veel groen. De een na laatste straat van Bergen-Oost. Alsof ambtenaren tot het laatst hebben gewacht om de protestantse theoloog te eren.

18343389.JPG
In Bergen is een straat naar Guido de Bres vernoemd. beeld RD

Guido de Brès is geboren in de omgeving van het Begijnhof, iets buiten het centrum van Mons, zoals Franstaligen de stad noemen. Alle gebouwen uit die tijd zijn verdwenen: gewoon afgebroken, of verwoest. Als grensstad lag Bergen vaak in de vuurlinie.

De gotische Waltrudiskerk, in hartje Bergen, staat nog wel fier overeind. De toren had 190 meter hoog moeten worden, een middeleeuwse wolkenkrabber van steen, maar verder dan het kerkdak komt ze niet. Guido de Brès moet er in zijn jeugd hebben gekerkt. Daar vereert hij de heilige Waltrudis, gestorven in 688. De patroonheilige van Bergen is goed voor genezing van allerlei ziekten. Haar gouden schrijn bevindt zich nog altijd boven het altaar.

De Brès, glasschilder van beroep, is een jaar of 25 als hij voor de Reformatie kiest, mogelijk na het lezen van protestantse geschriften. Hij gaat direct preken. Aan het einde van zijn leven schrijft De Brès aan zijn moeder: „Breng u in gedachten hoe het Gode behaagd heeft mij tot Zijn dienst te roepen, tegen alle menselijke verwachting in. Ja, toen u mij nog in uw buik droeg, liep u door de stad Mons achter een zekere Italiaanse jezuïet aan, die in de straten predikte. Toen zei u in het gebed tot God: „Mijn God, waarom heeft U mij niet zo’n kind gegeven? En is niet het kind dat ik in mijn buik draag een kind dat Uw Woord zal prediken?” U zei dit en God verhoorde u; zelfs heeft Hij, ten bewijs dat Hij rijk is in barmhartigheid en dat Hij alle dingen overvloedig kan schenken boven hetgeen wij van Hem zouden durven vragen, u meer gegeven dan wat u van Hem vroeg.” Haar zoon wordt geen jezuïet, maar gereformeerd predikant.

18343390.JPG
De romaanse kathedraal van Doornik Tournai. beeld RD

De Brès sluit zich aan bij de Bergense gereformeerden, die in huizen samenkomen. Iemand leest daar een gedeelte uit het Nieuwe Testament, geeft daarbij een korte verklaring, die vervolgens wordt besproken. Keizer Karel V treedt hard op tegen deze nieuwe leer. Ketters worden op de nog altijd elegante Grand-Place zonder pardon verbrand; Guido de Brès weet in 1548 naar het buitenland te ontkomen.

Vier jaar later keert hij terug naar de Nederlanden. Meteen begint De Brès weer te preken. In Lille (Rijsel) schrijft hij zijn eerste boek: ”Le baston de la foy chrestienne”, een verdediging van de gereformeerde leer aan de hand van citaten uit de Bijbel en geschriften uit de Vroege Kerk. Na omzwervingen in Gent, Frankfurt, Lausanne en Genève komt hij in 1559 in Doornik (Tournai).

Vreemdelingschap

In het najaar trouwt De Brès met Catharina Ramon, afkomstig uit Tournai. Hij is dan 35 jaar. Ze krijgen vijf kinderen (alleen van Israël, Maria en Sara zijn de namen bekend). Vlak voor zijn sterven schrijft De Brès aan zijn vrouw: „Hier is de plaats van onze woning niet; zij is in de hemel; het is hier de plaats van onze vreemdelingschap.”

Doornik is in de zestiende eeuw een bolwerk van protestantisme, het Genève van het noorden. Terwijl de monnik Maarten Luther in 1517 zijn 95 stellingen tegen misstanden in de kerk publiceert, zet de geestelijke Gaspard Fournier vraagtekens bij de echtheid van de relieken van Sint Eleutherius in de kathedraal van Doornik. Ook van het branden van kaarsen voor heiligen moet hij niets hebben. Zijn protest levert weinig op.

In de enorme romaanse kathedraal –134 meter lang, 66 meter breed, met vijf torens– staat nog steeds Eleutherius’ gouden reliekschrijn uit 1247; ook de kaarsjes branden vrolijk verder.

Bij het toeristenbureau, achter de kathedraal, weten ze best wie Guido de Brès is. Voor bezoekers die meer over hem en de Reformatie in Tournai willen weten, print een medewerkster een A4’tje uit: een artikel uit het Reformatorisch Dagblad uit 2011, het jubileumjaar van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

De Brès probeert in het geheim de inwoners van de stad voor de nieuwe leer te winnen. Dat doet hij vanaf de rechteroever van de Schelde, de rivier die de stad in tweeën deelt. Dit gebied hoort bij het bisdom Cambrai, dat de protestanten net iets minder vijandig gezind is dan de bisschop van Tournai aan de andere kant van het water.

Guido de Brès, die de schuilnaam Jerome gebruikt, woont in de wijk Saint-Brice. Bij de stadsmuur, aan de Rue de Marvis, heeft hij een woning en een tuinhuisje om in te studeren. De Rue de Marvis is nu een doorsnee straat met winkels en woningen; de stadsmuur is verdwenen. Verderop staan er nog wat brokstukken van de verdedigingswal. De parochiekerk is er nog wel, met daarnaast de twee oudste huizen van de stad, uit het einde van de twaalfde eeuw. In deze straat moet Guido de Brès hebben gelopen, behoedzaam, gehuld in een zwarte mantel, op zoek naar mensen bij wie hij het Evangelie kwijt kan. Ze zien hem al aankomen: „rijzig van postuur” (schrijft een tijdgenoot), „bleek in het gezicht, tamelijk mager, met een lang gelaat en een naar rossig neigende baard.”

18343392.JPG
De Bres had een huis in de Rue de Marvis. Rechts overblijfselen van de oude stadsmuur. beeld RD

Hiervandaan is het maar een minuut of tien lopen naar de plek waar ooit het kasteel stond waar De Brès of een van zijn vrienden in de nacht van 1 op 2 november 1561 een pakje met de geloofsbelijdenis en enkele brieven over de muur gooide. Hij doet daarin zijn beklag over de vervolgingen in Tournai en wil koning Filips II duidelijk maken wat protestanten precies geloven. De ”Confession” heeft 1 Petrus 3:15 als thema: „Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze.”

Het kasteel staat er niet meer; nu rijden er treinen, bussen en auto’s. Op het plein van de Ecole Communale du Château spelen wat kinderen. Wat wel bewaard is gebleven, is de ronde Hendrik VIII-toren, een meters dikke hoektoren van het kasteel die diende als gevangenis. Hier zat Guido de Brès in 1567 korte tijd in een cel, opgepakt vanwege illegale activiteiten. De restauratie van de toren duurt inmiddels langer dan de bouw ervan: al meer dan tien jaar staat hij in de steigers.

18343391.JPG
De oudste huizen in Doornik, in de wijk waar De Bres woonde. beeld RD

In de herfst van 1561 gaan groepen mensen al psalmen zingend door de straten van Doornik. De Brès vindt het maar niks, deze provocerende ”chanteries”. Hij krijgt gelijk: de stad verbiedt de chanteries en treedt hard op. De Brès wordt op 21 januari 1562 verbannen. In de jaren die volgen, is hij onder meer rondreizend prediker en hofprediker van de graaf in Sedan, in de Franse Ardennen.

Afscheidsbrief

Op 9 augustus 1566 komt De Brès in Valenciennes (Valencijn), ongeveer 35 kilometer ten zuiden van Doornik. Die maand vindt er een beeldenstorm plaats: de kerken worden gezuiverd van beelden en De Brès en zijn collega-predikant Peregrin de la Grange beklimmen de preekstoel.

Dat valt helemaal fout bij de landvoogdes, Margaretha van Parma, die de stad beschuldigt van opstand. Valenciennes wordt belegerd en valt in maart 1567. De Brès en Peregrin de la Grange proberen de stad in het geheim te verlaten, maar ze worden herkend en gearresteerd.

Vanuit zijn gevangeniscel, half onder de grond, gaat De Brès, met zware ijzers aan handen en voeten, in discussie met rooms-katholieke geestelijken. Over het heilig avondmaal, of het aanroepen van de maagd Maria. „Hierop zei ik hun dat wij niemand moeten aanroepen dan alleen God, door onze Heere Jezus Christus, Die onze enige Voorspraak en Middelaar is, zoals de Schrift ons onderwijst.”

Hij schrijft afscheidsbrieven aan zijn gemeente (250 bladzijden), zijn vrouw en zijn moeder. „Zelfs dronkaards (met goedvinden van fatsoenlijke mensen) urineren recht tegen mijn venster, wat een grote stank bezorgt”, noteert hij. „Maar God bewijst mij deze genade dat ik alles vrolijk onderga en verdraag, wanneer ik bedenk dat het voor Jezus Christus is, en voor Zijn heilig Woord.”

18343393.JPG
Hendrik VIII-toren, waar De Bres in 1567 gevangenzat. beeld RD

Op zaterdag 31 mei 1567, de dag voor Pinksteren, beklimmen beide predikanten het schavot op de markt van Valenciennes. Ze worden opgehangen. De plaats is nog aan te wijzen: voor het stadhuis, op de plek waar nu Belgisch bier en Luikse wafels worden verkocht. Na de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog heeft het centrum van Valenciennes een nieuw jasje gekregen. De zestiende eeuw is helemaal verdwenen.

Terwijl De Brès op de ladder staat, vermaant hij het volk om de overheid te eerbiedigen. Vervolgens vraagt hij de menigte te volharden in de leer die hij verkondigd heeft en betuigt hij dat hij niets gepreekt heeft dan de zuivere waarheid van Gods Woord. Hij kan zijn korte redevoering niet helemaal afmaken. De ambtenaren hebben haast.

18343394.JPG
Guido de Bres werd op zaterdag 31 mei 1567 opgehangen op het marktplein in Valenciennes. beeld RD
Om zes uur ’s morgens sterft De Brès. Zijn vriend Jean Crespin schrijft over hem: „Wat zijn leven betreft, dat is altijd van grote integriteit, soberheid en bescheidenheid geweest; ja, zó gereformeerd, dat nog heden ten dage zij die van de tegengestelde religie zijn, gedwongen zijn om van hem goed te spreken.”

De Brès wordt begraven op de Mont d’Anzin, bij Valenciennes; het graf is niet meer terug te vinden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer