Adembenemend avontuur op Antarctica
De poolexpeditie van de Belgica was voor de bemanning een dieptepunt, maar schrijver Julian Sancton weet er voor lezers een hoogtepunt van te maken. ”Waanzin aan het einde van de aarde” is even meeslepend als ijzingwekkend.
Op 16 augustus 1897 zet de Belgica vanuit de Antwerpse haven koers naar Antarctica. Aan boord bevinden zich krap twintig zeelieden en wetenschappers, die op zoek zijn naar avontuur of eeuwige roem. Hun kapitein, Adrien de Gerlache, is geen bevelvoerder avant la lettre maar een kapitein die schippert. De telg uit een vermaard Belgisch geslacht mist eigenschappen die in zijn rang onmisbaar zijn – assertiviteit is er een van.
Wat De Gerlache wél bezit, is een tomeloze ambitie. Zijn vaderland, het nog maar kort van Nederland afgescheiden België, kan zich op maar weinig vlakken meten met andere naties en de jonge baron wil daar graag verandering in brengen. Dus zet hij zijn zinnen op een expeditie naar een werelddeel dat tot dan toe een groot mysterie is: Antarctica. Als De Gerlache als eerste de geomagnetische zuidpool –niet te verwarren met de geografische Zuidpool, die er wel in de buurt ligt– bereikt, zal België eindelijk écht op de kaart staan en is zijn naam gevestigd.
De plannen van De Gerlache kunnen na enige aarzeling op instemming rekenen, maar een sluitende begroting laat nog lange tijd op zich wachten. Ook het samenstellen van een uitsluitend Belgische bemanning verloopt niet zonder slag of stoot. Het noopt de kapitein ertoe om zijn plannen al aan te passen voor ze goed en wel hebben postgevat. Dat brengt niet alleen innerlijke strijd teweeg in de nationalistische De Gerlache, maar veroorzaakt ook veel vertraging. Tegen de tijd dat de kapitein overstag is gegaan en een internationale bemanning aanmonstert, zijn er vele kostbare maanden verstreken.
Als dan in de zomer van 1987 eindelijk de trossen van de Belgica los gaan, lijken alle aanvankelijke strubbelingen voorgoed verleden tijd. Onder de heldere klanken van de het volkslied Brabançonne en het toeziend oog van de massaal toegestroomde Belgische bevolking zet het poolexpeditieschip koers naar het zuiden. Dat is tenminste de bedoeling.
Al de volgende dag noodzaakt een oververhit motoronderdeel De Gerlache om aan te meren in Oostende. Als daar ook nog eens drie bemanningsleden het hazenpad kiezen, ziet de kapitein geen andere mogelijkheid dan om een matroos terug te halen die hij eerder vanwege openbare dronkenschap ontsloeg. De kapitein heeft België nog niet verlaten, of zijn reputatie heeft averij opgelopen.
De gebeurtenissen in eigen land zijn nog maar een voorzichtig preludium op wat de bemanning te wachten staat. Onderweg naar Antarctica kan muiterij maar net worden afgewend. Ook een schipbreuk wordt ternauwernood voorkomen. Bovendien moet De Gerlache voortdurend laveren tussen zijn eigen verlangen om vóór het vallen van de winter op Antarctica te zijn en de wens van de wetenschappers op zijn expeditie om onderweg biologische, antropologische en natuurkundige observaties te doen. Tegen de tijd dat het Zuidpoolgebied eindelijk is bereikt, is het te laat in het seizoen om alle plannen nog waar te maken.
Dan doet De Gerlache met ware doodsverachting een zet die zijn populariteit onder zijn bemanning tot bijna op het nulpunt brengt én uiteindelijk een van de scheepslieden het leven kost: hij vaart zo ver het ijs binnen dat de bemanning van de Belgica noodgedwongen de barre winter op een eindeloze ijsvlakte moet doorbrengen. Kou, maandenlange duisternis en slecht eten leiden tot scheurbuik, krankzinnigheid en verkilde relaties. Verlangen, verblindheid en innerlijke verscheurdheid kosten bijna twintig mensenlevens. Alleen een wanhoopsdaad kan de uitgeteerde bemanning nog uit het verstikkende ijs bevrijden. Maar voor het zo ver is, is er al zo veel gepasseerd dat de lezer niet meer op een goede afloop rekent.In ”Waanzin aan het einde van de aarde” reconstrueert Julian Sancton op basis van dagboeken van bemanningsleden karakters, relaties en gemoedstoestanden – zonder de geschiedenis te romantiseren of de feiten ondergeschikt te maken aan zijn verhaal.
Op meesterlijke wijze schetst hij op elke bladzijde een groter gevoel van beklemming – onder de bemanning én vanbinnen. Het levert een adembenemend verhaal op dat culmineert in een ijzingwekkend hoogtepunt. ”Waanzin aan het einde van de aarde” is daarmee een van de best geschreven non-fictieverhalen van de afgelopen tijd. Een grove vloek –in een citaat uit een van de bewaarde dagboeken– vormt helaas een smet op de prachtige tekst.
Een pijnlijke les uit het boek is dat de zoektocht naar roem zich nooit laat stillen. De tragiek van een ontdekkingsreiziger, zo leert Sancton de lezer, is dat hij na alles ontdekt te hebben nog steeds een knagend gevoel vanbinnen heeft.
Dat blijkt vooral uit de levens van scheepsarts Albert Cook en de avontuurlijke Noor Roald Amundsen, de onbetwiste helden in ”Waanzin aan het einde van de aarde”. Te midden van de duisternis weten ze niet alleen het moreel in de kwijnende bemanning te houden, maar ook met onconventionele technieken man en muis van een gewisse ondergang te redden. Die daad is het sluitstuk van hun poolexpeditie, maar evengoed een begin van het einde.
Boekgegevens
”Waanzin aan het einde van de aarde”, Julian Sancton; uitg. Hollands Diep; 448 blz.; € 24,99