Hoe na moordzaak Gino te voorkomen dat zedendelinquent weer in de fout gaat?
Donny M. (22), verdacht van het ontvoeren en vermoorden van de 9-jarige Gino, ging in 2017 ernstig over de schreef. Hoe te voorkomen dat delinquenten in herhaling vallen?
In Sittard bedreigde en mishandelde Donny M. in juni 2017 twee jongetjes. Ook misbruikte M. zeker één van hen, berichtte de Limburgse omroep L1. De rechter veroordeelde M. dat jaar tot vijf maanden jeugddetentie en behandeling bij een ggz-instelling in Eindhoven. Toch slaat Donny M. nu weer toe. En moet een jongen van 9 dat met de dood bekopen. „Vreselijk, zeker voor de familie van Gino”, reageert prof. dr. Peter van der Laan, emeritus hoogleraar reclassering.
De samenleving roept om wraak: sluit zedenmisdadigers levenslang op.
„Ik snap dat sentiment. Toch weiger ik mee te gaan in de gedachtegang dat de rechters in 2017 de zaak verkeerd hebben ingeschat. Ik weet dat alle alarmbellen bij justitie en rechters gaan rinkelen als iemand een ernstig zedendelict pleegt, al helemaal als de verdachte minderjarig is. Op zo’n jongere worden gedragskundige onderzoeken losgelaten. Deskundigen bekijken grondig hoe groot de kans is dat iemand in herhaling valt. Laten we niet vergeten dat veel zedendelinquenten niet meer in de fout gaan, dankzij een behandeling. Je hoort nooit meer iets van hen. Gelukkig maar.”
Donny M. zou in zijn jeugd zijn verwaarloosd. Draagt dat ertoe bij dat iemand ernstig de fout in gaat?
„Dat ligt ingewikkeld. Bij sommige verdachten is sprake van een reeks risicofactoren. Denk aan verwaarlozing, inadequate opvoeding, een licht verstandelijke beperking, een verleden als pester of gepeste, problemen met sociale vaardigheden. In bijvoorbeeld een sociaal zwak milieu kunnen dit soort zaken zich opstapelen en leiden tot probleemgedrag. Anderzijds: er zijn talloze mensen uit die kringen die nooit een strafbaar feit plegen.”
Als gedragskundigen een foute risico-inschatting maken, bijvoorbeeld rond de vraag of tbs verlengd moet worden, kan dat ertoe leiden dat een vrijgelaten tbs’er iemand vermoordt.
„Zeker. We hebben in Nederland veel vooruitgang geboekt wat betreft het inschatten van risico’s op herhaalgedrag van delinquenten. Tegelijkertijd is een voorspelling van iemands gedrag allesbehalve onfeilbaar. Dat is maar goed ook. Het zou toch raar zijn als een gedragskundige voor de volle 100 procent kan voorspellen wat u morgen of over een jaar gaat doen.
Forensisch deskundigen zijn door zaken als de moord op Anne Faber (waarbij de dader Michael P. bij een eerder zedenmisdrijf geen tbs kreeg opgelegd, JV) nog voorzichtiger geworden. Ze gaan niet over één nacht ijs en zullen niet lichtvaardig iemands behandeling stop laten zetten.”
Voor zedendelinquenten die na hun straf terugkeren in de samenleving kent de reclassering het systeem COSA, dat staat voor Cirkels voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid. Vrijwilligers houden samen met professionals (zoals een wijkagent en reclasseringsmedewerker) de delinquent in de gaten. Die gaat zo’n traject vrijwillig in.
Wat vindt u van dat systeem?
Prof. Van der Laan: „Ik vind dat een interessante, goede aanpak. Ik waardeer zeker ook de vrijwilligers die bereid zijn een zedendelinquent in de gaten te houden. Zo’n COSA-aanpak kan voorkomen dat iemand buitengewoon geïsoleerd gaat leven. De samenleving is immers niet erg vergevingsgezind richting dit soort delinquenten. Het goede van de COSA-aanpak vind ik dat bijvoorbeeld de vrijwilligers de zedendelinquenten niet voortdurend veroordelend benaderen. De ring om zo’n delinquent houdt een oogje in de het zeil, is een steuntje in de rug. Mensen spreken de delinquenten zo nodig aan op hun doen en denken.”
U spreekt ook van aanspreken op iemands denken?
„Ja. Het mooie van COSA is dat vrijwilligers moeilijke, controversiële gesprekken niet uit de weg gaan. Dus kunnen denkpatronen aan de orde komen. En vraagt een begeleider bijvoorbeeld: Wat gaat er in je om? Of stelt zo’n vrijwilliger vragen als: Hoe is je zoekgedrag op internet? En: Kun je de verleiding weerstaan om bij een schoolplein te kijken?”
Is het niet heel lastig om iemand continu in de gaten te houden? Een vrijwilliger kan toch niet voortdurend meekijken op iemands computer en voorkomen dat die persoon op zoek gaat naar bijvoorbeeld kinderporno?
„Zo’n systeem is inderdaad niet waterdicht. Toch denk ik dat veelvuldig contact tussen vrijwilligers en de delinquent een psychologische drempel opwerpt, omdat er vertrouwelijkheid ontstaat. Dus van een COSA-aanpak gaat een dempende werking uit. Overigens kan een rechter ook gelasten dat bijvoorbeeld een veroordeelde zedendelinquent een filter op zijn computer krijgt. Al biedt zo’n maatregel ook geen volledig garantie.”
Blijft er een groep tikkende tijdbommen, zedendelinquenten die telkens in herhaling vallen en voor wie levenslange opsluiting de enige weg is?
„Het zal best waar zijn dat er mensen zijn die daarvoor in aanmerking komen. Toch denk ik dat er dat uiteindelijk heel weinig zijn.”