Dat zei directeur gehandicaptenbeleid van het ministerie van Volksgezondheid D. Kaasjager vrijdag op een bijeenkomst voor instellingen in de gehandicaptenzorg in Utrecht.

De belangrijkste reden om de hulpverlening aan deze jongeren vooralsnog in de AWBZ te houden, is volgens Kaasjager dat het ministerie de ouders van deze kinderen niet met onverwacht beleid wil confronteren.

In september dit jaar benadrukte staatssecretaris Ross van Volksgezondheid nog dat dergelijke jongeren in haar ogen in de reguliere jeugdzorg thuis horen. Volgens de directies van instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten heeft Ross het in dat opzicht echter bij het verkeerde eind. Licht gehandicapte jongeren van wie de sociale redzaamheid laag en de psychische problemen groot zijn, horen volgens deze directies in aparte instellingen thuis, ook als hun IQ hoger is dan 75.

De MOgroep, brancheorganisatie voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang, waarschuwde eerder deze week dat de reguliere jeugdzorg niet berekend is op een aanwas van deze categorie jongeren. „Het gaat om ten minste 2400 personen. Gelet op de capaciteit van de jeugdzorg is dat onverantwoord veel”, zegt een woordvoerder van de brancheorganisatie.

Ook het plan de indicatiestelling voor deze categorie jongeren volledig over te hevelen naar de Bureaus Jeugdzorg gaat in de ijskast. Wel zal deze verandering, onderdeel van de nieuwe Wet op de jeugdzorg, naar verwachting nog deze kabinetsperiode worden gerealiseerd.

Tijdens de bijeenkomst in Utrecht pleitte onderzoekster C. Konijn van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn daarom voor meer deskundigheid bij de Bureaus Jeugdzorg. „Als zij dadelijk over de indicatiestelling gaan, is meer kennis over de ziektebeelden van licht verstandelijk gehandicapte jongeren beslist noodzakelijk”, aldus Konijn.