Invloed olieprijs van tijdelijke aard
In de afgelopen maanden is gebleken dat de ontwikkeling van de olieprijs van groot belang is voor de financiële markten. Niet alleen de verwachtingen voor economische groei en inflatie worden beïnvloed door veranderingen in de olieprijs, maar ook aandelenkoersen zijn er gevoelig voor.
Internationaal bezien zijn scherpe fluctuaties van de olieprijs in het algemeen een bedreiging voor een snelle groei van de wereldhandel.
Tijdens de turbulente jaren zeventig zorgden extreme schommelingen van de olieprijs voor de zogenaamde stagflatie: een combinatie van een stagnerende economische groei en inflatie. Ook ligt de prijsdaling van december 1998 nog vers in het geheugen. Sinds december 1998 is de olieprijs evenwel ten minste verviervoudigd.
Wat zijn de gevolgen hier nu van? Het Centraal Planbureau berekent in de Macro Economische Verkenning 2005 een onzekerheidsvariant waarin de olieprijs permanent met 10 dollar per vat wordt verhoogd. De inflatie loopt dan met 0,5 procentpunt op en de economische groei neemt met 0,4 procentpunt af.
Voorts becijfert het CPB dat de oliegevoeligheid van de Nederlandse economie in de afgelopen 25 jaar is gehalveerd. Er wordt immers minder olie-intensief geproduceerd, huishoudens leven energiebewuster en olie is langzamerhand vervangen door andere energiedragers. Voor de financiële markten gaan er wel eens stemmen op dat niet het niveau van de olieprijs maar de onzekerheid over de prijsvorming van hoofdbelang is. Omdat de recente olieprijsstijging relatief gematigd is verlopen -zonder al te veel heftige schommelingen- heeft dit niet tot een grotere relatieve onzekerheid geleid. Blijkbaar richt de recente zorg rond de olieprijsontwikkeling zich niet op de variatie van de prijsontwikkeling, maar meer op de hoogte van de olieprijs.
Op de korte termijn kan men een olieprijsophoging zien als een aanbodschok. Dat wil zeggen dat de autonome kosten toenemen. Bij een gelijkblijvende geaggregeerde vraag leidt een stijging van de olieprijs tot inflatie en een teruglopende productie. Is de stijging van de olieprijs permanent, dan zal de inflatie na een jaar teruglopen tot het oude niveau, maar kan de productie hoger of lager zijn. De eerste angst naar aanleiding van een olieprijsschok is een daling van de productie. De aanvankelijke afname kan leiden tot een verlies van vertrouwen onder consumenten en producenten en tot een permanent lagere productie.
Maar het kan ook zo zijn dat door het opdrijven van de kosten een producent gedwongen wordt sneller te innoveren, waardoor op termijn een hogere productiviteit wordt bereikt. Derhalve is op voorhand niet vast te stellen wat de langetermijneffecten van een olieprijsschok zijn. Evenmin is het duidelijk hoe het verband met de beursindex verloopt. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat een oplopende conjunctuur gepaard gaat met hogere koersen, maar het recente verleden in bijvoorbeeld de VS heeft aangetoond dat dit niet altijd het geval is.
Met behulp van maandgegevens zijn de olieprijs, de groei van het bbp en de relatieve verandering van de MSCI-index voor de VS van 1970 tot en met mei 2004 in een model opgenomen. Er is bewust voor de VS gekozen, omdat de VS de wereldleider zijn en de Amerikaanse ontwikkeling bepalend is voor veel andere beurzen in de wereld. Met het model kan een eenmalige olieprijsverhoging met 10 dollar worden geanalyseerd.
Het model laat zien dat de olieprijsschok de neiging heeft de olieprijs gedurende een aanzienlijke periode hoog te houden. Het bbp in de VS daalt dientengevolge met ongeveer 1 procentpunt na ongeveer een jaar. De beursindex reageert veel sneller. Het model voorspelt dat na één tot twee maanden de koersen met ongeveer 7 tot 10 procent dalen. Na een jaar is dit effect evenwel weer nagenoeg verdwenen. Gezien de uitstraling van Amerikaanse aandelenmarkten op de overige markten lijkt het waarschijnlijk dat genoemde effecten ook voor de Japanse en de Europese beurzen gelden. Olieprijsschokken hebben dus wel degelijk een reële invloed, maar de invloed op de beursontwikkeling lijkt, bij redelijke olieprijsschokken althans, beperkt tot een kortstondige negatieve impact.
Een sterke olieprijsstijging heeft op de korte termijn een nadelige invloed op de economische groei, drijft inflatie iets op, en brengt schade toe aan de ontwikkeling van aandelenkoersen. Op de langere termijn zijn de gevolgen echter niet eenduidig. Omdat de kortetermijnkosten oplopen, kunnen producenten sneller overgaan tot innovaties en een hogere ontwikkeling van de productiviteit. Hierdoor is het mogelijk op termijn een hoger groeitempo te bereiken.
De kortetermijngevolgen van olieprijsfluctuaties lijken in de empirie beperkt te zijn: er zijn omvangrijke en blijvende stijgingen nodig om grote schade aan te richten. De meeste westerse landen zijn tot energiearmere productie en consumptie overgegaan, waardoor de groei minder sterk wordt beïnvloed door turbulenties op de energiemarkten.
Concreet betekent dit dat olieprijsschommelingen zoals we die op dit moment waarnemen hooguit tot een half procentpunt minder groei en hogere inflatie zouden kunnen leiden. De invloed van dergelijke prijsbewegingen op de aandelenmarkten is van enige substantie (zeg tot 10 procent koersdaling), maar slechts van tijdelijke aard.
De auteur is macro-economisch adviseur van Effectenbank Stroeve.