Burgemeester moet weigeren horecavergunning beter motiveren
Een burgemeester die een horecavergunning weigert omdat de exploitant van ‘slecht levensgedrag’ is, moet uitgebreider motiveren waarom hij of zij dat vindt. De burgemeester moet uitleggen waarom het ‘slechte levensgedrag’ relevant is voor de exploitatie van een horecazaak. Er moet een verband zijn tussen het gedrag en de bedrijfsvoering. De burgemeester moet ook motiveren waarom de feiten en omstandigheden niet gering zijn en waarom die, ondanks tijdsverloop, nog steeds iets zeggen over de betrouwbaarheid van de exploitant om op verantwoorde wijze een horecabedrijf te runnen.
Dat heeft de Raad van State woensdag bepaald in een zaak tussen een horecaondernemer uit Kaatsheuvel en burgemeester Hanne van Aart van Loon op Zand, waar Kaatsheuvel bij hoort. De ondernemer kreeg in 2020 geen vergunning omdat hij in het verleden een geldboete en taakstraffen opliep. Er waren ook meldingen over hem in het politiesysteem. Maar de ondernemer vond dat geen reden om de vergunning te weigeren en stapte naar de rechter, mede omdat hij al grote investeringen had gedaan. De rechtbank gaf de burgemeester gelijk, maar de hoogste bestuursrechter is het daar niet mee eens.
Het komt regelmatig voor dat burgemeesters geen horecavergunning afgeven wegens een niet onberispelijk verleden van een exploitant. De Raad van State vindt dat een burgemeester in zo’n geval moet uitleggen waarom feiten uit het verleden nog een rol spelen. Ook moet de burgemeester motiveren hoe de ondernemer voor het aanvragen van de vergunning al had kunnen weten dat die feiten in de weg zouden staan bij het verkrijgen van een vergunning. Het opwerpen van ‘slecht levensgedrag’ als reden om de vergunning te weigeren mag niet verder gaan dan nodig is om ervoor te zorgen dat horecabedrijven geen gevaar opleveren voor de veiligheid, de openbare orde en het woon- en leefklimaat, aldus de hoogste bestuursrechter.
De burgemeester van Loon op Zand moet een nieuw besluit nemen over de aangevraagde horecavergunning.