Hemels gericht
Romeinen 7:22
„Ik heb een vermaak in de Wet Gods naar de inwendige mens.”
Het vermaak van de geveinsden is alleen uitwendig. Maar de vreugde van een ware heilige is inwendig, vast en zelfstandig. Jeremia zei dat het Woord Gods de vreugde en blijdschap van zijn hart was, en dat hij het had opgegeten (Jeremia 15:16). Hij proefde het niet alleen, maar hij at het op. Paulus zei: Ik heb een vermaak in de Wet Gods naar de inwendige mens (Romeinen 7:22). Die vermaking heeft diepte in de aarde.
Een godzalig mens verblijdt zich meer in God en Zijn Woord, dan in enig werelds ding: „Verlicht Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere! Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd dat haar koren en most vermenigvuldigd zijn” (Psalm 4:6-8). Zo ook hier: „Dan ga ik tot Gods altaar, tot de God van mijn blijdschap …” (Psalm 43). Zo ook Psalm 137:6: „Indien ik Jeruzalem niet verhef boven het hoogste van mijn blijdschap.” Ook Psalm 119:72 en 172: „De wet van Uw mond is beter dan duizenden van goud en zilver. Ik heb Uw geboden lief, meer dan goud, ja meer dan het fijnste goud.”
Het vermaak van de heiligen in Gods Woord, overtreft het vermaak en de vertroosting van alle schepselen. Voor de vreugde die hij in Gods Wet vindt, wil hij verkopen, al wat hij heeft, om die te verkrijgen (Mattheus 13:44).
Edmund Calamy, predikant te Londen
(”De ark van de vromen”, 1658)