Kamer stemt in met aanpassen bekostiging geboortezorg
Zorgminister Kuipers mag de zogeheten integrale bekostiging in de geboortezorg van de Tweede Kamer aanmerken als een volwaardige financieringsmethode, naast de al bestaande bekostiging.
Pogingen om dat voorstel te blokkeren, werden dinsdagavond alleen ondernomen door de PvdA en de BBB.
De overige fracties kunnen, onder de nodige randvoorwaarden, instemmen met Kuipers’ beleid. Daarmee komt er voorlopig een einde aan twee maanden getouwtrek over de financiering van de geboortezorg, die de sector al jaren tot op het bot verdeelt.
De discussie over het thema begon in 2009, na een appellerend rapport van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Die spoorde verloskundigen, gynaecologen, kinderartsen en kraamhulpen aan tot meer samenwerking om zo de zorg voor moeder en kind te verbeteren. In de praktijk bleek het echter lastig om taken te herschikken of te verschuiven en de verantwoordelijkheid te delen, vanwege de nadelige financiële consequenties die dat met zich mee kan brengen. Uiteindelijk deden de verschillende partijen in de geboortezorg (verloskundigen, gynaecologen, kraamverzorgers en kinderartsen) in acht delen van het land een flinke stap naar voren door samen een integrale geboortezorgorganisatie (IGO) op te richten. In zo’n IGO is de drempel voor een verloskundige om de gynaecoloog te vragen op afstand mee te kijken, veel lager, omdat verzekeraars de IGO’s financieren met één budget per zwangere vrouw, de zogeheten integrale bekostiging.
In verreweg de meeste andere delen van het land werken partijen samen binnen een verloskundig samenwerkingsverband (vsv). Dit gebeurt op basis van zelfstandigheid en met een aparte financiering voor alle partijen.
Omdat de wettelijke termijn waarbinnen Kuipers mocht experimenteren met de integrale bekostiging afliep, legde hij de sector de keus voor: de financieringsmethode erkennen als volwaardige optie of ermee stoppen. Daarop reageerden partijen verdeeld. De IGO’s kozen voor de eerste optie, de vsv’s en de zelfstandige verloskundigenpraktijken voor de tweede. Kuipers besloot daarop de kool en de geit te sparen en voor een tweesporenbeleid te gaan, waarin beide methoden naast elkaar bestaan.
Een overgrote Kamermeerderheid kan zich daar dus in vinden. Wel moest Kuipers toezeggen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de komende jaren zorgvuldig zal monitoren of de IGO’s niet aan monopolievorming doen. De toetredingsvoorwaarden horen transparant en niet-discriminerend te zijn, stelt de Kamer. Andere vereisten zijn dat vrouwen de vrijheid om hun eigen verloskundige te kiezen, moeten behouden en dat de maatregel niet mag leiden tot gedwongen ziekenhuisbevallingen (de hospitalisering van de geboortezorg).
De Kamer sprak ook uit dat zorgverzekeraars niet alleen IGO’s mogen contracteren. De polis moet verzekerden in staat stellen te blijven kiezen uit een breed scala aan verloskundigenpraktijken. Kuipers maakt hierbij een voorbehoud; het afsluiten van contracten tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars is in het Nederlandse stelsel een private aangelegenheid. Hij wees erop dat vrouwen te allen tijde het recht behouden om te kiezen voor een verloskundige met wie hun verzekeraar geen contract heeft afgesloten. Dit kan er wel toe leiden dat de verzekeraar slechts een deel van de kosten vergoedt, waarna de verloskundige zich mogelijk genoodzaakt ziet een eigen bijdrage in rekening te brengen.