Een goed geweten
Een rechter die gesteld is om recht te spreken, zal in een goed geweten wandelen als hij dikwijls bedenkt dat God door hem oordeelt. Hij is iemand die de weegschaal van het gericht recht houdt. Hij oordeelt ook niet lichtvaardig, maar na rijp beraad. Zo de verdachten een gunst van hem begeren, zoeken zij hem van de rechte weg af te doen wijken.Maar hij zal recht doen, die met een goed geweten zal wandelen, die bedenken zal dat God hem altijd hoort en ziet en die zich zal onthouden van leugen en bedrog. Hij doet aan een ander datgene dat hij wil dat anderen ook aan hem zullen doen. De apostel Paulus geeft de Joden na dat ze wel een ijver hebben tot God, maar niet met verstand. Daarom heeft Paulus het geloof en een goed geweten samengevoegd en zei: Houdende het geloof en een goed geweten (1 Timótheüs 1). Daar toont hij dat er geen goed geweten is zonder geloof. Er kan ook geen oprecht geloof zijn zonder ware kennis van God.
Weg dan met die meningen die men goede meningen noemt, maar zij strijden tegen de mening van God. Saul spaarde de kudde van de Amelekieten en gaf als reden dat hij met dat vee God een offerande wilde doen. Maar God heeft deze mening niet aangenomen, maar een vonnis van oordeel over hem uitgesproken.
P. du Moulin, prof. te Sedan (Frankrijk) (Tien predikatiën, 1660)