Het lijkt of de Jeugdwet een wegwerpartikel is
De jeugdzorg moet op de schop. Kortweg samengevat is dat de essentie van de brief die CU-staatssecretaris Van Ooijen van Volksgezondheid vrijdagavond samen met minister voor Rechtsbescherming Weerwind (D66) naar de Tweede Kamer stuurde. De bewindslieden houden daarin de mogelijkheid open dat Rutte IV nog een stap verder gaat dan VVD, D66, CDA en ChristenUnie al overeengekomen waren in hun coalitie-akkoord. Zo komt er een onderzoek naar de mogelijkheid om aanbestedingsconstructies, waarbij gemeenten een hele rij van jeugdzorgaanbieders in één keer toegang geven tot de markt, aan banden te leggen.
Dit onderstreept op welke doelen het kabinet inzet. De op lichte (opvoed)hulp gerichte jeugdzorg moet zo efficiënt en sober mogelijk worden ingekocht, zodat het jeugdzorgbudget vooral beschikbaar blijft voor de jongeren in de jeugdbescherming en de jeugd-ggz.
De huidige Jeugdwet werd in 2015 van kracht. Dat twee bewindslieden nog geen tien jaar later alweer een forse herziening moeten aankondigen, geeft te denken. Alsof zo’n wet een wegwerpartikel is dat na het verstrijken van de beperkte houdbaarheidsdatum moet worden vervangen of op z’n minst gerecycled. Het tegendeel is het geval.
De tekortkomingen van het stelsel komen momenteel vooral tot uiting in de wachtlijsten in de jeugd-ggz. In de jeugdbeschermingssector zitten de kinderrechters met de handen in het haar. Zij moeten besluiten over verzoeken tot het verlengen van uithuisplaatsingen of over opnames in de gesloten jeugdzorg. En ze worstelen daarmee, omdat hun het zicht op het vervolg van het hulptraject veelal ontbreekt.
Wie poneert dat dit alles een gevolg is van de Jeugdwet stelt de zaken wellicht net iets te gemakkelijk voor. Feit is echter wel dat de politieke besluitvorming over deze wet destijds onder een flinke tijdsdruk tot stand kwam. De verwachting dat gemeenten voldoende marktmacht hadden om in korte tijd alle nieuwe (en veelal ook op winst beluste) zorgaanbieders te disciplineren, blijkt te optimistisch te zijn geweest. Kwetsbare jongeren zijn daarvan de dupe geworden en betalen het gelag. Terecht dus dat Van Ooijen en Weerwind nu inzetten op herstel en verbetering.
De mogelijke invoering van een eigen bijdrage, een maatregel die de twee bewindslieden achter de hand willen houden, heeft inmiddels voor de nodige opwinding gezorgd. Brancheorganisatie Jeugdzorg Nederland sprak er vrijdagavond meteen haar afkeuring over uit. Dat is voorbarig. Als het daar al van komt, gebeurt dat op z’n vroegst in 2025 en pas als blijkt dat met het verbeteren van de inkoopmethoden te weinig besparingen kunnen worden gerealiseerd.
Er is dus twee jaar de tijd voor het uitstippelen van een landelijke strategie om zorgcowboys van de jeugdzorgmarkt te weren. Die wetenschap zou voor elke partij, inclusief Jeugdzorg Nederland, genoeg moeten zijn om daar naar vermogen aan bij te dragen.