„Kamer moet eerder tanden laten zien”
Het belangrijkste deel van het werk van de tijdelijke commissie infrastructuurprojecten (TCI) zit erop. Haar eindrapport is woensdag overhandigd aan kamervoorzitter Weisglas. Commissielid Max Hermans (LPF) is trots op het werk van de TCI. „Wij hebben het parlementaire onderzoek opnieuw gewicht gegeven.”
De TCI is eigenlijk een beetje ’zijn’ commissie. Hermans (30) is er wel de ”geestelijk vader” van genoemd. Eind vorig jaar stemde de Tweede Kamer unaniem in met zijn motie om de commissie in te stellen. De LPF’er zei destijds zich erover te verbazen dat grote infrastructurele projecten altijd veel duurder uitvallen dan geraamd. Hij raakte ervan overtuigd dat de Kamer beter kan en moet werken. „Het is structureel fout dat het parlement steeds te laat aan zet is. Pas drie jaar na agendering van een project komt de Kamer erover te spreken.” Dat moet anders, vindt de TCI.Hoe wil de commissie dat verbeteren?
„Wij halen het moment waarop de Kamer wordt betrokken bij de besluitvorming over grote projecten, veel verder naar voren. Nu beslist het kabinet met een groepje ambtenaren wat er moet gebeuren met het geld voor economische structuurversterking. Wij willen dat de Kamer vanaf het begin van het proces al meedoet. Het kabinet moet een prioriteitenlijstje naar de Kamer sturen, die daar dan expliciet toestemming voor moet geven. De parlementariërs moeten ook zelfbewuster optreden en zich dualistischer opstellen.”
Dat roepen politici al jaren. Maar hoe bewerk je zo’n cultuuromslag?
„Regeringsfracties moeten zich bijvoorbeeld niet meer laten vastpinnen door regeerakkoorden. Het is heel logisch dat partijen samen een programma opstellen waarin ze vastleggen welke projecten er komen. Maar als voortschrijdend inzicht aantoont dat een project slechts miljarden kost en niets oplevert, dan moet het eigenlijk vanzelfsprekend zijn dat je daarvan afstand doet.
We zijn inmiddels 11,6 miljard euro kwijtgeraakt aan spoorlijnen waarvan nut en noodzaak niet zijn vastgesteld. Dat bedrag moet voldoende zijn voor de Kamer om te zeggen: Ho, we gaan ons nu weer richten op onze primaire taak: controle, controle en nog eens controle.”
De regering overlaadt de Kamer doorgaans met een grote berg informatie over infrastructurele projecten. Hoe krijgt het parlement daar vat op?
„U kent vast wel de foto van CDA-kamerlid Leers met de rapporten over de Betuweroute naast zich. Die torenen hoog boven hem uit. Zoiets moeten we voortaan echt onmogelijk maken. Daarom stelt de TCI voor een eigen kennis- en controlebureau voor de Kamer in te stellen. Die kan dan werken als een filter tussen kabinet en Kamer. Verkeerde informatie, te veel informatie en fout cijfermateriaal moeten allemaal worden teruggestuurd. Een ministerie zal zich dan wel twee keer bedenken voordat hij de Kamer een loer probeert te draaien. Als de Kamer dat een tijdje volhoudt, dan kun je hopelijk spreken van een cultuuromslag en wordt het normaal dat de Kamer juiste informatie krijgt.”
Zijn er helemaal geen kostenoverschrijdingen en informatieachterstanden meer als de Kamer de voorstellen van de TCI overneemt?
„Politici kunnen altijd besluiten een slecht project om politieke redenen toch uit te voeren. Ik ben er echter van overtuigd dat het in ieder geval onmogelijk wordt projecten door de Kamer te krijgen zonder dat die haar tanden laat zien en zonder dat nut en noodzaak van dat project vaststaan. Het wordt ook ongelooflijk moeilijk om slechte projecten toch uit te voeren.
Als de Kamer onze aanbevelingen toepast op de Zuiderzeelijn, kan ik me niet voorstellen dat die spoorlijn er komt. De Zuiderzeelijn valt niet uit te leggen. Het maatschappelijk nut kan door niemand worden aangetoond. Als de Tweede Kamer toch akkoord gaat, dan zou het parlement geen enkele les hebben getrokken uit de Betuweroute en de hogesnelheidslijn-zuid.”
Van wie hebt u tijdens uw werk voor de TCI het meeste geleerd?
„Van de Deense hoogleraar Flyvbjerg. Die heeft laten zien hoe de besluitvorming rond grote projecten in haar werk gaat. En van directeur Don van het Centraal Planbureau. Die heeft heel kort en krachtig weergegeven dat je een groot project alleen moet uitvoeren als de samenleving er baat bij heeft. Zo niet, dan moet je het niet doen. Als die simpele redenering was gevolgd, dan waren de hogesnelheidslijn en de Betuweroute er nooit gekomen.”
Hoe kijkt u terug op het werk van de commissie?
„De onderlinge sfeer was bijzonder goed. We hebben veel gelachen, maar ook hard gewerkt. Geen van de uitgenodigde personen weigerde voor ons te verschijnen en we hebben veel boven water gekregen. Door de grote media-aandacht hebben we bijna de statuur van een parlementaire enquête gekregen. Wat dat betreft hebben we het parlementair onderzoek opnieuw gewicht gegeven.”