„De Wet Uws mond is mij beter dan duizenden van goud en zilver.”

„De Wet van Uw mond is mij beter dan duizenden van goud en zilver.” Nu, omdat de heiligen zo verliefd zijn op Gods Wet, daarom kunnen zij niet anders doen dan zich daarin vermaken, zoals David zegt: „Ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb” (Psalm 119:47). Hij heeft de geboden lief, zoals alle heiligen doen (Psalm 1:2). Hij moet zich daarin vermaken. Helaas worden er weinig ware heiligen onder ons gevonden. Er zijn vele bastaardheiligen en zogenaamde heiligen, maar er zijn weinig ware en dadelijke heiligen. Wij leven in een eeuw waarin nooit meer heiligen en nooit minder heiligen gevonden worden: nooit meer door uitwendige belijdenis en nooit minder door een heilige wandel. Het is een eigenschap van een ware heilige om Gods Woord te maken tot zijn lust en vermaak. Maar waar zullen wij zulke heiligen vinden? Het is makkelijk om mensen op te zoeken en ook te vinden die daar zeggen: „Eten en drinken zijn mijn vermaak, kaarten en tiktakken mijn vreugd, ijdele en onnutte boeken te lezen is mijn tijdverdrijf, de lusten van mijn vlees te verzadigen is mijn allerzoetste genoegen.” Maar waar zijn de mensen die waarlijk en oprecht kunnen zeggen, zoals David deed: De Wet Gods is al mijn vermaking, en de vreugde en blijdschap van mijn harten, in eeuwigheid?

Edmund Calamy,
predikant te Londen

(”De ark van de vromen”, 1658)