Column: Interactie
Er ploft een tiener op mijn bank. Ik heb haar een tijdje niet gesproken en vraag hoe het gaat en of ze nog iets heeft meegemaakt. „Ja”, zegt ze, „vorige week heb ik mijn diagnose gekregen. Dit-en-dat, en nu ga ik met die-en-die therapie beginnen.” We praten er even over. „Wat stoer dat je dat gewoon zegt”, zeg ik. „Er zijn ook mensen die zich ervoor schamen dat ze psychische problemen hebben.” Ze schokschoudert een beetje. „Ik zeg het ook niet tegen iedereen.”
Psychische problemen komen veel voor – een op de vier Nederlanders heeft er last van, ouderen en jongeren. En bijna een op de twee krijgt er ooit mee te maken. Maar we praten er lang niet altijd over. Op zich hoeft dat ook niet, en zeker niet met iedereen. De keerzijde is wel dat anderen niet kunnen steunen wanneer ze nergens van weten. Een eenzame strijd is vaak moeilijker dan een strijd waarover je kunt praten. Niet voor niets heeft de overheid de campagne ”Hey, het is oké” gelanceerd om psychische problemen bespreekbaar te maken.
Mensen met psychische problemen horen vaak bij een gezin of familie. Het kan je moeder zijn die depressief is, je dochter die worstelt met anorexia, je partner die verslaafd is, je broertje dat ADHD heeft, en ga zo maar door. Ook op naasten heeft een psychische aandoening impact. Het doet je iets wanneer je dierbare somber voor zich uit zit te staren en je het gevoel krijgt dat je hem of haar niet kunt bereiken. Het vraagt veel wanneer je steeds alert moet zijn om te voorkomen dat dingen fout lopen. Het kan moeilijk zijn wanneer iemand regelmatig botst, niet alleen durft te blijven, of wat dan ook. Psychische problemen kleuren de interacties en het contact.
Wat is een psychisch probleem eigenlijk? Lang is dat gezien als iets wat je ‘hebt’, als een probleem van een individu. Maar tegenwoordig wordt steeds meer benadrukt dat psychische problemen interactieproblemen zijn. Ze ontstaan en bestaan in een netwerk van relaties. Daarbij gaat het om interacties binnen een persoon (als je bijvoorbeeld slecht slaapt, doet dat iets met je stemming), maar ook om interacties tussen personen (denk aan pestende klasgenoten of ouders voor wie het nooit goed genoeg is). Daarnaast zijn er interacties met instituties (toeslagenaffaire) of met de samenleving. Een samenleving met veel prestatiedruk en nadruk op eigen verantwoordelijkheid kan bijvoorbeeld bijdragen aan een burn-out. Alle relaties en interacties doen er dus toe. Ook die met geloof en kerk.
Ik vind dit perspectief wel iets bevrijdends hebben. Het is niet je eigen schuld als je een probleem hebt. Je hoeft je er niet voor te schamen. Het zegt niet per se iets over jou als je dingen moeilijk vindt – het kan net zo goed iets over je omgeving zeggen. Tegelijk wijst dit perspectief ook op verantwoordelijkheid. Want als psychische problemen tot stand komen in interactie, geldt dat ook voor psychisch welbevinden. Dus doen onze interacties ertoe. En kunnen we ook bijdragen aan elkaars welbevinden. Hoe je op anderen reageert, maakt nogal uit. Het maakt verschil of je tegen iemand die iets van zijn onmacht en frustratie deelt, zegt: „Doe niet zo moeilijk” of: „Wat naar voor je. Kan ik hierin iets voor je betekenen?”
„Een op de vier Nederlanders heeft er last van, een op de twee krijgt er ooit mee te maken.” Eigenlijk klopt dat niet. Want we krijgen er allemaal mee te maken. Omdat we allemaal onderdeel zijn van een netwerk van relaties, omdat we allemaal ”de omgeving” van anderen vormen. Het is moedig en goed om bij een ander op de bank te ploffen en te delen wat er speelt. Het helpt wanneer we voor elkaar een luisterend oor kunnen zijn, een helpende hand, een steunende arm, gebogen knieën. Dat lost niet alles op, maar vaak wel een (klein) stukje. Samen worstelen is beter dan alleen ploeteren.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Volgende week verschijnt het boek ”Psychische problemen in de familie: een gids voor naasten en pastores”, dat zij samen met collega’s schreef.