Op de bres voor grammatica
Titel:
”Grammatica van het Nederlands”
Auteur: Frida Balk-Smit Duyzentkunst
Uitgeverij: Sdu Uitgevers, Den Haag, 2000
ISBN 90 5797 070 8
Pagina’s: 244
Prijs: € 18,10; ”Grammatica van het hedendaags Nederlands”
Auteur: Wim Klooster
Uitgeverij: Sdu Uitgevers, Den Haag, 2001
ISBN 90 12 09024 5
Pagina’s: 411
Prijs: € 35,-. Als we de auteurs van twee nieuw verschenen boeken over grammatica mogen geloven, is het hoog tijd voor een herwaardering van grammatica. Sdu Uitgevers, een uitgeverij die op het gebied van taal behoorlijk aan de weg timmert, gaf ”Grammatica van het Nederlands” van Frida Balk-Smit Duyzentkunst uit en zeer onlangs ”Grammatica van het hedendaags Nederlands” van Wim Klooster.
Beide emeriti -de schrijvers doceerden Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam- willen voor een breed, zij het verschillend publiek een overzicht geven van het stelsel van grammaticale begrippen. Ze doen dat wat omvang en diepgang betreft op uiteenlopende wijze, maar vanuit eenzelfde gedrevenheid en met hetzelfde oogmerk: Nederland moet weer aan de grammatica!
Grammatica is de leer van het systeem van een taal, of het geheel van regels volgens welke woorden en zinnen in een taal gevormd worden (Van Dale). Hetzelfde begrip duidt ook een boek aan waarin zo’n spraakkunst (een ander woord voor grammatica, evenals spraakleer) wordt behandeld. Bestuderen van de grammatica is volgens de auteurs van belang om een aantal redenen. Het is een belangrijk hulpmiddel bij het via het onderwijs leren van een vreemde taal. Het vergroot ook de beheersing van een taal die we al spreken. Tevens is het een middel om helder te leren denken.
Klooster noemt enkele gebieden waarbij de grammatica, als kern van de taalkunde, toegepast wordt: „ontwikkelingspsychologie, taalpathologie (onder meer onderzoek van dyslexie en afasie), taaltechnologie (zoals computerlinguïstiek: automatisch vertalen, spraakherkenning etc.), forensische taalkunde, en praktische ondersteuningsfaciliteiten (bijvoorbeeld woordenboeken, taalonderwijs aan autochtonen en allochtonen, taaladviesdiensten).”
Somber beeld
Over de toestand van het huidige grammaticaonderwijs wordt in de inleiding van beide boeken een somber beeld geschetst. Balk: „Over grammatica bestaan veel misverstanden. Bijvoorbeeld het misverstand dat „grammatica te moeilijk is voor kinderen van de lagere school”, aldus een ’onderwijskundig’ pressiegroepje in de jaren zeventig. Met grammatica zijn die leerlingen sindsdien dan ook haast niet meer lastiggevallen. De leraren weten het ook niet meer zo goed. In recordtempo kwamen obscure commissies met voorstellen die grif door de wetgevende autoriteiten werden overgenomen en uitmondden in het bureaucratisch terrorisme dat van ons taalonderwijs een puinhoop heeft gemaakt. Want zonder grammatica verkommert het onderwijs. Ze vormt het fundament van lezen en schrijven en is door de eenvoud van haar beginselen bij uitstek geschikt voor de basisschool.”
Klooster formuleert het zo: „Bij de meeste Nederlanders (…) is de grammaticale kennis van hun taal zo goed als nihil. Zij die over een zekere elementaire kennis beschikken, behoren tot misschien drie procent van de bevolking. Voor de meesten van ons geldt dat, voorzover we grammatica hebben gehad, we vaak het onderwijs daarin hebben ervaren als een vorm van dressuur, die er klaarblijkelijk nu eenmaal bij hoorde, maar waarvan het doel onduidelijk bleef. Veel in dit opzicht gebrekkig opgeleiden die in het onderwijs terechtkwamen, of daar het beleid bepaalden, onderkenden begrijpelijkerwijs de betekenis van taalkundige kennis niet, zodat we nu met de gebakken peren zitten.” Dat is in ieder geval wél stevige taal. Overigens laten de schrijvers na om feitenmateriaal te verstrekken dat, als resultaat van onderzoek, aantoont dat hun zorg terecht is.
Kleine woordjes
Wat bieden deze grammatica’s? Frida Balk schreef haar grammatica in de serie ”kort en goed”. Dat betekent dat degene die dit boek aanschaft een weliswaar wetenschappelijk verantwoorde, maar beknopte grammatica in handen krijgt. Na twee beschouwende hoofdstukjes over woordklassen begint de schrijfster met de kleine woordjes in onze taal. In een heldere betoogtrant en met veel aansprekende voorbeelden komt ze dan via hoofdstuktitels als ”Grote woorden”, ”De woordvoorraad”, ”Woordgroepen” en ”Woordvorm” uit bij de bespreking van de afzonderlijke woordsoorten. Deze komen alle aan de orde, zowel het lidwoord als bijvoorbeeld het bepalingaankondigend voornaamwoord. Duidelijk wordt waarom de dingen zo en niet anders worden benoemd. Bij de bespreking van het tussenwerpsel (hoofdstuk 23), een woordsoort die ook als zinsdeel aangemerkt kan worden, was het op blz. 139 beter geweest voorbeelden van enkele ”onvervalste oerkrachttermen” achterwege te laten.
In deel 2 van het boek leidt Balk de lezer langs de verschillende zinsdelen. Ze doet dat op dezelfde vlotte manier als in deel 1, waarbij de opbouw van het boek (van kleine woordjes tot en met samengestelde zinnen) logisch overkomt. Beslist lezenswaardig zijn ook de laatste hoofdstukjes, over de herkomst van de grammatica, waar ook de naamvallen nog een plaats krijgen. Met een eenvoudig en doeltreffend register completeert de schrijfster haar werk.
Taalmaatjes
Eigenlijk is het knap dat een vakspecialist op zo’n eenvoudige manier weet uiteen te zetten hoe onze grammatica in elkaar zit. Bij het leren van Nederlands als tweede taal -te denken valt aan de hulp die zogenaamde taalmaatjes allochtonen bieden of aan meer officieel taalonderwijs aan allochtonen- kan dit boek goede diensten bewijzen. Basisschoolleraren en docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs zouden er goed aan doen dit boek eens in zijn geheel door te lezen. Niet alleen om reeds opgedane kennis op te frissen, maar ook om ideeën op te doen over het verwoorden van de inhoud en het nut van grammaticale begrippen. Juist naar dit laatste zijn hun leerlingen benieuwd. Jammer is dat een overzichtslijst van alle woordsoorten en zinsdelen ontbreekt. Dat maken de samenvattingen van de hoofdstukken niet goed. Die zijn dikwijls toch weer te uitgebreid om bij het ontleden snel de inhoud van een begrip op te kunnen zoeken.
Het gemis van een beknopt overzicht geldt ook voor ”Grammatica van het hedendaags Nederlands” van Wim Klooster. Bij een eventuele volgende uitgave moet beslist overwogen worden een uitvouwblad achter in het boek op te nemen. Het is een stevig boekwerk geworden: de wijzer van de keukenweegschaal stopt pas bij 1100 gram. Met de kwaliteit van papier en bindwerk zit het wel goed. Toch heeft de uitgever ruim 400 pagina’s in een handzaam formaat weten uit te geven. Wat meteen opvalt, is de ruime marge aan de linkerzijde van de bladzijden. Makkelijk voor aantekeningen!
Klooster heeft met dit werk een heel andere pretentie dan Balk met haar boek. Dat wordt duidelijk uit de ondertitel: een volledig overzicht. Dat hij niet al te puriteins wil omgaan met een stukje taalverandering blijkt niet alleen uit de toevoeging „hedendaags” in de titel, maar ook uit de voorbeelden van taalgebruik die hij in het boek geeft. Hoewel de auteur niet uitputtend wil zijn als het gaat over de „abstracte inzichten” van de grammatica, heeft hij toch volledigheid binnen redelijke grenzen nagestreefd. Het resultaat mag er zijn.
Dieper
De onderwerpen die in de eerste zes hoofdstukken aan de orde komen, zijn grofweg dezelfde als die in Balks boek. Wel gaat Klooster veel dieper en uitgebreider op de zaken in. Hoofdstuk 7 gaat over ”algemene verschijnselen” als naamval, vaste verbindingen en fantoomzinsdelen (zinsdelen die kunnen mankeren zonder dat de zin onbegrijpelijk of incorrect wordt). Het achtste hoofdstuk (”Enkele taalkundige adviezen”) is praktisch van aard. Hier komt de lezer te weten hoe hij zich in zijn taalgebruik kan hoeden voor fouten tegen de grammatica. Dat de auteur daarbij de term Algemeen Beschaafd Nederlands nog gebruikt (op blz. 335, maar ook op andere plaatsen), is gezien de huidige waardering voor streektalen opmerkelijk. Het register achter in het boek is voortreffelijk. Fijn zijn ook de verwijzingen in de tekst naar andere plaatsen waar over eenzelfde onderwerp iets gezegd wordt.
Het boek wil er zijn voor elke geïnteresseerde: „Wat hier gepresenteerd wordt is een grammatica -in een wat uitvoerige versie- zoals tegenwoordig een eerstejaars student Nederlands nog geacht wordt zich eigen te kunnen maken (…). Maar voor die student is dit boek niet specifiek bedoeld; het is bedoeld voor ieder die, leek of niet, zich graag verdiept in de grammatica van het Nederlands.” Iedereen mag natuurlijk, maar voor zo’n breed publiek draagt deze grammatica toch te veel het karakter van een studieboek, al is het taalgebruik van de auteur beslist niet ingewikkeld. Zou deze uitgave niet een goede vervanger kunnen worden van de al lang niet meer te verkrijgen en op lerarenopleidingen veelgebruikte grammatica van de bekende Van den Toorn? De meer theoretische achtergronden, inclusief boomdiagrammen, kunnen dan wel apart aangeboden worden.
Titel: