De ene brede school is de andere niet
Het reformatorisch onderwijs moet de brede school niet per definitie afwijzen, stellen dr. G. van der Hoek en drs. J. Mulder in reactie op een column van drs. L. van Klinken in het katern Mensen.
In het Reformatorisch Dagblad van 10 december reageerde drs. L. D. van Klinken in zijn column ”Een reformatorische brede school?” op een artikel in De Banier (26 november), het partijorgaan van de SGP, over de toekomst van de brede school. In de eerste plaats constateert hij in de bijdrage een standpunt over de brede school dat op gespannen voet staat met het SGP-uitgangspunt dat het gezin de hoeksteen van de samenleving is. Vervolgens merkt hij op dat een incidenteel moeilijk te regelen kinderopvang van een tijdelijke, parttime werkende moeder in het onderwijs of de zorg niet moet leiden tot een structurele kinderopvang. Ten slotte zal in zijn visie een reformatorische school met kinderopvang de groei van het aantal tweeverdieners binnen de gereformeerde gezindte alleen maar bevorderen. Zijn reactie vraagt om reflexie en weerwoord.
De naam brede school zorgt voor verwarring, want de brede school is geen school, maar een netwerk van onderwijs, welzijn en zorg voor kinderen en hun ouders. Dit netwerk bestaat uit de school en andere voorzieningen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is de voedingsbodem gelegd voor het ontstaan van de brede school. De zich permanent in Nederland vestigende gastarbeiders en de komst van rijksgenoten van overzee noopten tot extra onderwijskundige inspanningen om achterstanden te voorkomen en te bestrijden.
Deze problematiek stelt de vraag naar de rol van het onderwijs in deze maatschappelijke vraagstelling. De school trad aanvankelijk op als centrale instantie binnen een netwerk van voorzieningen voor zorg en welzijn. Op die manier werd geprobeerd de slaagkansen van schoolverlaters te vergroten. Naderhand voegden zich daar andere doelstellingen bij, zoals het verbeteren van sociale cohesie en uiteenlopende vormen van kinderopvang. In het netwerk dat de brede school vormt, werd de school steeds meer een van de gelijkwaardige partners, naast instellingen voor zorg en welzijn.
Praktijk
Op diverse plaatsen in het reformatorisch onderwijs is de zorgbreedte van scholen toegenomen door samenwerkingsverbanden aan te gaan met jeugdzorg, schoolmaatschappelijk werk, orthopedagogen en andere specialismen uit de sectoren zorg en welzijn. Zo’n netwerk van voorzieningen is in feite ook een brede school.
In verschillende plaatsen neemt het reformatorisch onderwijs deel aan bredeschoolactiviteiten met volledig behoud van eigen identiteit. Voorbeelden zijn: Barendrecht (Carnisselande), Ede (kern Wekerom, Kulturhus), Krimpen aan den IJssel (kleuteropvang reformatorische basisschool Admiraal De Ruyterschool), Borssele (reformatorische peuteropvang) en Capelle aan den IJssel (ondertekenaar convenant).
De basis van de brede school ligt in initiatieven op lokaal niveau. Van het begin af aan is het de gemeente die, in overleg, afspreekt welke activiteiten zullen voorkomen in de plaatselijke brede school. Het zogeheten achterstandenprofiel, met taallessen voor allochtone moeders, ziet er heel anders uit dan het opvangprofiel dat bedoeld is voor werkende en studerende ouders.
Wat het voortgezet onderwijs betreft meldde het Reformatorisch Dagblad het initiatief van het gereformeerd en het reformatorisch onderwijs om samen met onder andere Eleos en De Vluchtheuvel een netwerk te vormen. Tevens speelt het voortgezet onderwijs hiermee in op de nieuwe mogelijkheden die de Wet op de jeugdzorg per 2005 biedt. Zodoende blijken er zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs mogelijkheden te zijn om de school te omringen met extra zorg van eigen identiteit. Dergelijke initiatieven sluiten naadloos aan bij het voornemen van de minister om in 2005 alle scholen voor voortgezet onderwijs op te nemen in een netwerk van voorzieningen.
Vrouwen
Pas onder paars II werd aan de brede school mede de taak toebedeeld de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen. De toevoeging van emancipatoire doelstellingen heeft niet de steun van de SGP. Wel moet worden vastgesteld dat het tweeverdienerschap, om wat voor reden dan ook, steeds meer aanvaard wordt in de reformatorische kringen. Over de precieze omvang van het tweeverdienerschap kunnen de meningen verschillen, maar feit is dat zorg- en werktaken moeten worden gecombineerd.
Het is goed naar onszelf te kijken. Het pijnlijke is dat juist de sectoren onderwijs en zorg de moeders uit de gezinnen halen. Dat is niet van vandaag of gisteren. Het is te goedkoop om van een noodsituatie te spreken, want de praktijk leert dat er sprake is van een structureel karakter. De vervrouwelijking van het onderwijs is een algemeen bekend verschijnsel. Deze situatie vraagt om heldere keuzes. Hier ligt inderdaad een probleem en wordt van betrokkenen principiële keuzes gevraagd. Wat het zwaarste telt, moet het zwaarste wegen.
Bij het combineren van zorg- en werktaken is voor een deel van de samenleving de professionele opvang van kinderen een oplossing, voor een ander deel nadrukkelijk niet. Vanuit pedagogisch oogpunt is het helder dat het belang van het kind het meest wordt gediend wanneer de moeder aanwezig is. Bij het ontplooien van activiteiten buitenshuis van de moeder kunnen verschillende vragen worden gesteld. Te denken valt aan de vraag wie er voor het kind zorgt als de moeder afwezig is. En andere vraag is of er andere bezigheden zijn die haar belemmeren haar zorgtaken te volbrengen. In de praktijk zie je dat er verschillende antwoorden worden gegeven en verschillende oplossingen worden gevonden. In een interview in deze krant wees een schooldirecteur op de mogelijkheid om een bij de kleuteropvang ontdekte taalachterstand eerder en beter te begeleiden door informatie-uitwisseling tussen kleuteropvang en basisschool.
Wet kinderopvang
De Wet kinderopvang regelt de mogelijkheid en de kwaliteitscriteria voor kinderopvang. Bij de behandeling van dit wetsvoorstel wees de SGP op fundamentele bezwaren tegen de verdere individualisering van de maatschappij en de stimulering van arbeidsparticipatie van vrouwen. Duidelijk werd gewezen op de primaire verantwoordelijkheid van de ouders en werd afstand genomen van kinderopvang als vorm van emancipatiebevordering. Opvang van vijf dagen per week moet zo veel mogelijk worden voorkomen en 24-uursopvang moet worden verboden.
In haar standpuntbepaling liet de SGP ruimte voor kinderopvang om medische of sociale redenen en voor de opvang van kinderen van alleenstaande ouders. Verder zag zij voor de overheid geen taak weggelegd bij de financiering van kinderopvang: het is een keuze van de ouders, waar zij ook zelf verantwoordelijk voor zijn. Bij sociale of medische indicatie moet ondersteuning mogelijk zijn. De SGP is er principieel op tegen als kinderopvang als een marktinstrument wordt ingezet. Maar de brede school is meer dan alleen kinderopvang.
Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen voltrekken zich processen die reformatorisch Nederland niet voorbijgaan. Er zijn kansen en bedreigingen. De SGP staat onverkort op het standpunt dat het gezin de hoeksteen van de samenleving is. In het onderwijs werken veel moeders, fulltime of parttime. Dit vraagt om een helder antwoord van de scholen hoe zij omgaan met de opvang van kinderen van werkende moeders. De vrees voor het bevorderen van het tweeverdienerschap is nauwelijks gegrond, want het verschijnsel is aanvaard. Het lijkt een gewoonte om voor zorg en onderwijs een uitzondering in waardering en acceptatie van kinderopvang te maken. De vraag is of dit terecht is. Als gevolg van een veranderend patroon binnen de gezindte is de vraag naar kinderopvang geen uitzondering meer. Dit roept de vraag op naar een principiële discussie over het al dan niet opzetten van structurele voorzieningen. Dit staat los van andere activiteiten die onder de noemer van de brede school vallen.
voetnoot (u17( De auteurs zijn respectievelijk vrijwilliger bij en directeur van de Guido de Brès-Stichting, het studiecentrum van de SGP.