Column: Hoop doet leven
Er gebeuren soms bijzondere dingen in de spreekkamer. Je organiseert het niet, het gebeurt! En wat ‘het’ nu precies is? Je kunt er de vinger meestal niet op leggen. Je praat er wel over, je ziet het wel, maar je doorgrondt het niet.
Zo gebeurde er iets bij –of moet ik eerder zeggen: aan– Kees. Kees is een man van rond de vijftig die al heel wat psychiaters en psychologen heeft gezien. Al vanaf zijn jonge jaren volgt hij therapieën, vaak met enig (helaas kortdurend) resultaat. In de loop der jaren veranderen de klachten ook. Zo had hij in zijn adolescentie vooral last van minderwaardigheidsgevoelens. Later verschoof het probleem naar extreem afvallen (anorexia nervosa), gevolgd door dwang- en angstklachten. Toen ik Kees voor het eerst sprak, was er al enige tijd sprake van depressie en onbegrepen buikklachten. De behandeling tot dan toe leidde wel tot enig resultaat. Echter, verschillende types medicatie bezorgden Kees ondraaglijke bijwerkingen. Hoe dan verder? De overweging dat de depressieve klachten onvoldoende behandelbaar waren, wilde Kees niet onder ogen zien. Er moest toch iets zijn…
Ik begon een verhaal te houden –voor veel artsen herkenbaar– dat het leven niet maakbaar is, dat ik geen wonderpil tot mijn beschikking heb. Kortom, hoe Kees op een waardevolle wijze met zijn klachten zou kunnen leven. Kees hield echter vol: er moest toch iets zijn waardoor zijn depressieve klachten zouden verminderen? Ik kwam ten slotte uit bij een experimentele behandeling ergens in den lande waarover ik gelezen had en die mogelijk tot herstel zou leiden. Daar wilde Kees meer van horen en of ik hem wilde aanmelden.
Bij het volgende consult kwam Kees’ dochter mee. Zij vroeg mij welke toverformule ik had uitgesproken want sinds het vorige gesprek van Kees met mij (een maand geleden) was het nog nooit zo goed met hem gegaan. De depressieve klachten waren afgenomen, hij kon weer enigszins genieten van het voorjaar. Zelfs de buikklachten waren meer op de achtergrond geraakt.
Evangelische broeders en zusters zouden waarschijnlijk zijn gaan zingen van het wonder aan Kees geschied. Mij lukte dat niet. Ik zou best willen meedoen, maar veel verder dan ingehouden neuriën kom ik niet. Enige zelfanalyse heeft mij geleerd dat ik altijd wil blijven zoeken naar verklaringen, min of meer begrijpelijke samenhangen binnen de grenzen van Gods wonderbare schepping. Dit wil overigens niet zeggen dat ik niet graag van wonderen zing, heel graag zelfs! Maar nu even niet.
Wat was hier gebeurd? De experimentele behandeling was nog niet eens begonnen en het ging al beter met Kees. De mógelijkheid was geopperd, meer niet. Maar dát is juist waar het om lijkt te gaan. De mógelijkheid dat de klachten zullen afnemen door ”de experimentele behandeling” verandert het héden zodanig, dat de klachten nú al afnemen.
Is dit nu niet waar hoop over gaat? Niet dat het in de toekomst allemaal beter is, dat er een ”toekomst vol van hoop” is. Hoop verandert niet de toekomst, maar het héden. Door alleen al te spreken over de mogelijkheid van verbetering –beter: verbetering-door-de-experimentele-behandeling– kwam de hele leefwereld van herstel mee.
Voor Kees was dit alles moeilijk te bevatten. Hij begreep het niet en had er geen woorden voor. Hoe kon het nu beter met hem gaan, gewend als hij was om alle verbetering toe te schrijven aan de werking van medicamenten?
Kees, en veel mensenkinderen met hem, heeft er geen oog voor dat het bij een scala aan lichamelijke en psychische klachten niet zozeer gaat om iets in ons (een letsel) dat van buiten ons (een medicament) opgelost moet worden. Herstel heeft juist ook alles te maken met de houding die wij aannemen ten opzichte van alles wat ons wedervaart, namelijk: óf we laten ons in- en opsluiten in ons kleine leven óf we blijven opmerkzaam zoeken naar mogelijkheden van leven in deze wereld, desnoods met klachten.
Het is Pasen geweest. En nu ga ik toch zingen van hét wonder: de belofte van toekomst is gegarandeerd in Jezus, Die was en is en komt!
De auteur is psychiater.