Veel getuigen
1 Korinthe 15:6
„Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van wie het merendeel nog over is, en sommigen ook zijn ontslapen.”
Zie toch, wat wij al dadelijk te onthouden hebben: Wij moeten in aanmerking nemen, dat –ofschoon onze Heere Jezus Christus de vrouwen verschenen is en zij de voorrang en de eer hadden– Hij nochtans Zelf volkomen getuigenis van Zijn verrijzenis gegeven heeft. In die zin dat, wij –tenzij wij de ogen sluiten, de oren dichthouden en door opmerkelijke boosheid verhard en verstokt willen zijn– volkomen zekerheid van dit artikel des geloofs hebben.
Het is ook wel belangrijk dit op te merken, want wanneer de apostel Paulus de ongelovigheid bestraft van hen die nog twijfelden of Jezus Christus verrezen was, dan onderwijst hij niet alleen de vrouwen, maar ook Petrus en Jakobus, daarna de twaalf apostelen en dan nog wel vijfhonderd jongeren, aan wie onze Heere Jezus verschenen is (1 Korinthe 15:6). Hoe zullen wij dan onze weerspannigheid en boosheid kunnen goedpraten, als wij meer dan vijfhonderd getuigen, die hiertoe –niet door de mensen, maar door de allerhoogste Majesteit Gods, verkozen– geen geloof geven?
Bovendien is het niet slechts eenmaal geschied, dat onze Heere Jezus Christus getoond heeft te leven, maar meermalen. Zo strekt ons de twijfel van de apostelen tot meer verzekering; want als zij de verrijzenis van onze Heere Jezus Christus, al dadelijk geloofd hadden, had men kunnen zeggen, dat zij te lichtvaardig in het geloof geweest waren.
Johannes Calvijn, predikant te Genève
(”Het gepredikte Woord”, 1965)