Paaslam
Johannes 19:36
„Want deze dingen zijn geschied, opdat de Schrift vervuld wordt: Geen been van Hem zal gebroken worden.”
Ziehier dan hoe wij moeten waarnemen dat de Zoon van God van alle beenbreking is bevrijd gebleven, omdat wij Hem voor ons Paaslam zouden houden, dat ons voor de gramschap van God behoedt, wanneer wij met Zijn bloed getekend worden. Is Hij ons Paaslam, dan moeten wij met Zijn bloed besprengd worden; want zonder dat baat het ons niet dat het vergoten is geworden. Maar wanneer wij Hem met deze offerande ontvangen, en dat wij de vergeving van onze zonden in Hem zoeken, wetende dat wij vol onreinheid zijn zolang Hij ons niet gereinigd en gewassen heeft, dan worden wij door Zijn bloed overgoten, door de besprenkeling die door de Heilige Geest in onze zielen geschiedt. Dan worden wij gezuiverd en God ontvangt en neemt ons aan voor Zijn volk en wij zijn verzekerd dat, al verbreidt zich Zijn straf en gramschap door de gehele wereld, Hij ons nochtans altijd in genade aanziet en voor Zijn kinderen aanneemt.
Ziedaar, wat wij te onthouden hebben wanneer er gezegd is dat de benen van onze Heere Jezus Christus niet zijn gebroken geweest, opdat wij zouden weten dat hetgeen in de wet voorbeeldig aangewezen is, in Zijn Persoon waarachtig vervuld is geworden. Intussen is er ook gezegd: dat er water en bloed uit Zijn zijde gelopen is, en dat hij die het gezien heeft, zulks getuigt.
Johannes Calvijn, predikant te Genève
(”Het gepredikte Woord”, 1965)