Goede Vrijdag
Mattheus 27:59
„En Jozef het lichaam nemende, wond het in een zuiver fijn lijnwaad.” God heeft een vreemde en wonderlijke verandering gewerkt als Hij Jozef en Nicodémus zoveel vrijmoedigheid geeft, dat zij de razernij van het hele volk niet ontzien, wanneer zij onze Heere Jezus Christus komen begraven. Tevoren was Nicodémus ’s nachts gekomen, vrezende dat hij veracht zou kunnen worden (Johannes 3:2). Nu begraaft hij onze Heere Jezus Christus, als hij tot het uiterste gekomen is. Zo moest God hem met nieuwe moed aangorden, anders zou hij zich verborgen hebben. Geen duisternis zou hem donker genoeg zijn geweest.
Kortom wij zien, welk voordeel de dood van onze Heere Jezus Christus gebracht heeft. En dat Hij van toen af aan de gaven van Zijn Heilige Geest over deze mensen is beginnen uit te storten, die tevoren hun geloof niet durfden belijden of daarvan getuigenis geven. Zij spreken niet met de mond. Maar wat zij doen, getuigt ervan dat zij veel liever door de wereld veracht en intussen jongeren van Christus willen zijn, dan dat zij verliezen zouden, wat zij tevoren bezeten hadden, namelijk de loutere zaligheid, die hun was voorgehouden.
Er wordt ook opmerkelijk genoeg gezegd, dat Jozef het rijk verwachtte. Met dit woord wordt ons bewezen, dat wij zo lang van God vervreemd en uit Zijn koninkrijk verbannen zijn, totdat Hij ons tot Zijn volk aanneemt, in de Naam van Zijn Zoon.
Johannes Calvijn, reformator te Genève
(”Preek over Mattheüs 27:54 - 59”, 1965)
Johannes Calvijn (1509-1564) groeide op in Noord-Frankrijk. Hij studeerde in Parijs en Orleans. Rond 1533 kwam hij onder de invloed van de Hervorming. Hij diende de kerk in Genève, Straatsburg en opnieuw Genève. Via brieven onderhield de reformator contacten met predikanten in heel Europa. Hij schreef een aantal invloedrijke, theologische werken, waaronder de Institutie.