Kerk & religie

„Plaatselijke zelfstandigheid niet overdrijven”

Veel overleggen. Dat is voor E. Wiersema dé manier om met meningsverschillen om te gaan in de kerk. De voorzitter van het Landelijk verband van commissies van beheer van de Gereformeerde Kerken in Nederland verwacht daarmee zelfs te kunnen bereiken dat plaatselijke kerken een beperkte vorm van toezicht willen accepteren. „Door veel te schrijven en te praten, krijgen we de handen daarvoor wel op elkaar.”

M. M. C. van der Wind-Baauw
9 April 2002 09:39Gewijzigd op 13 November 2020 23:30
OMMEN - Het Landelijk verband van commissies van beheer van de Gereformeerde Kerken staat achter een beperkte vorm van toezicht, aldus voorzitter E. Wiersema. Als je zelfs dat niet wilt, getuigt dat volgens hem „van onvoldoende inzicht in wat zich feiteli
OMMEN - Het Landelijk verband van commissies van beheer van de Gereformeerde Kerken staat achter een beperkte vorm van toezicht, aldus voorzitter E. Wiersema. Als je zelfs dat niet wilt, getuigt dat volgens hem „van onvoldoende inzicht in wat zich feiteli

Het landelijk verband bestaat dit jaar vijftig jaar. Zaterdag is er een jubileumviering en verschijnt er een jubileumboek. De belangrijkste taak van het landelijk verband is het behartigen van de belangen van de beheerscommissies. Dat begon een halve eeuw terug met het uitgeven van ”Administratie en Beheer”. Sinds enkele jaren bestaat het orgaan niet meer, omdat het landelijk verband nauw is gaan samenwerken met zijn hervormde evenknie, de Vereniging van Kerkvoogdijen. Samen geven ze nu ”Kerkbeheer” uit.

De quotumsystematiek, ontwikkelingen rond de rechtspositie, salariëring en pensioenvoorziening van predikanten, de arbeidsvoorwaarden van kosters en organisten en gebouwenbeheer zijn nog maar een willekeurige greep uit de onderwerpen waarover het landelijk verband zich buigt.

De discussie over de zelfstandigheid van de gereformeerde kerken, die in de toekomstige verenigde kerk kleiner zal zijn dan nu, is momenteel een heet hangijzer. Het synoderapport ”Kerken en kerkverband” lokte 475 reacties uit. Ondanks dit krachtige signaal vanuit de kerken vindt het landelijke bestuur dat je het gevoel van de plaatselijke zelfstandigheid niet moet overtrekken. „We hebben die al lang zelf bewust prijsgegeven”, zegt Wiersema. „We zien over de hele linie dat we veel dingen met elkaar centraal regelen.” Als voorbeelden noemt hij zending, diaconaat en de afspraken over de rechtspositie van predikanten.

Toch wil dit niet zeggen dat Wiersema zit te wachten op centraal financieel toezicht. „In beginsel is daaraan geen behoefte”, zegt hij. „Gereformeerde kerken zijn heel goed in staat hun eigen boontjes te doppen. Er zijn wel een paar voorwaarden. Je moet een beleid hebben. Je moet structureel in staat zijn voldoende geld op te brengen en je moet op een goede manier met je pastoraal medewerkers, kosters en organisten omgaan. Het gebouwenbeheer mag geen knoeiboel worden.”

Wiersema staat wel achter een beperkte vorm van toezicht. Als je dat niet wilt, getuigt dat van onvoldoende inzicht in wat zich feitelijk voltrekt in de Gereformeerde Kerken, aldus Wiersema. „Ik ben in de praktijk tig voorbeelden tegengekomen waarbij het niet goed ging. Sommigen trekken rustig een predikant aan terwijl ze weten dat ze hem niet kunnen betalen als hij langer dan drie of vier jaar blijft.”

Maar waar mensen hun zaakjes voor elkaar hebben, moet je geen toezicht willen, vindt de voorzitter. „Informatie moet je echter wel altijd willen geven. Dat er gereformeerde kerken zijn die geen doorzichtige jaarrekening maken, is toch te gek. Het is heel goed daaraan eisen te stellen. Tegelijk ben ik wars van bureaucratie.”

In het advies dat de commissie-Van Dijk uitbracht over de arbeidsorganisatie van de SoW-kerken en dat de triosynode volgende week behandelt, herkent Wiersema zich op veel punten. Dat er een duidelijke structuur moet komen die zich met de arbeidsorganisatie bezighoudt en dat het synodewerk apart moet komen te staan, heeft zijn instemming. „Dat er geen besturing is geweest, hebben wij ook al tijden gezegd.” Wiersema is er niet helemaal gerust op dat die sturing er alsnog komt. „Dan moet de synode wel echt „ja” zeggen tegen dit rapport en niet met allerlei mitsen en maren komen.” Hij betwijfelt bovendien of het verdwijnen van ruim 100 arbeidsplaatsen genoeg is.

Twee punten vindt hij minder in het rapport. Zo had hij gehoopt dat de commissie ook iets zou zeggen over het synodale werk zelf. „Maar die is voorbijgegaan aan de logge structuur van de synode.” Wiersema pleit voor een flexibeler organisatie.

Een ander punt is dat de commissie heeft voorgesteld na 2005 het quotum te verhogen. Kerkbeheerders pleiten echter al jaren voor een verlaging van deze afdrachten. Niet dat er met Wiersema nooit meer over een verhoging valt te praten. „Daartegen heb ik me nog nooit verzet. Maar je zult dan wel goed helder moeten maken waarmee je bezig bent.”

„De landelijke kerk moet keuzes maken. Dat is buitengewoon moeilijk”, aldus Wiersema. En hij weet goed waarover hij praat, want hij heeft zelf al veel ’geïnterimd’. Kritisch naar je eigen werk en het effect ervan kijken, is volgens Wiersema heel belangrijk, ook in de kerk. „Dat kan ontslag betekenen. Maar dat geeft toch niet. Het gaat erom of we als kerk het werk dat we over de hele linie doen inhoudelijk ook willen.”

Wiersema is verder een warm voorstander van het laten betalen voor werk. Al jaren pleit zijn vereniging bij de SoW-kerken voor een vraaggestuurde benadering. „Dat is echt de moeite waard.” Als voorbeeld noemt hij het werk dat voor predikanten gebeurt in trainingen en opleiding. „Dat kost hun nu vrijwel niets. Maar als je echt de kosten, ook de facilitaire kosten, gaat berekenen, kom je op een reëel consultantstarief. Als we die prijzen vragen, ontstaat er een heel aardig probleem. Predikanten zullen het te duur vinden. Die moeten dan gaan overleggen met hun kerkenraad. En de kerkenraad moet vervolgens gaan nadenken over de vraag ”Wat vinden wij belangrijk? Op welke punten denken wij dat onze predikant bijscholing nodig heeft?” Dat brengt een denkproces op gang.”

En Wiersema wil niets liever dan dat. Gaandeweg het gesprek wordt wel duidelijk dat de voorzitter er niet voor terugdeinst een aantal vernieuwende ideeën naar voren te brengen. „Je moet luis in de pels durven zijn”, reageert hij. „Als je het in de kerk allemaal financierbaar wilt houden, moet je soms gekke ideeën verzinnen. Als je alle accent op de eredienst legt en daar kostbare kerkgebouwen voor openhoudt, moet je daar naar de toekomst toe wel over nadenken. Gaan we misschien een sporthal, een wijkgebouw of internet benutten?”

De loonontwikkeling van predikanten is nog zo’n gevoelig punt. Wiersema vindt die ronduit zorgelijk. „Door hun bril bekeken niet, maar door de financiële bril van de kerken gezien wel. We blijven de salarisschaal van het Rijk volgen. Dat hoogt maar op. Er kan een moment komen dat je je moet afvragen of we predikanten daarvan niet los moeten maken.”

Dat dit soort vraagstukken bij predikanten „niet lekker valt”, is Wiersema zich bewust. „Dat vind ik ook begrijpelijk. Je mag mijn ideeën best afwijzen. Als de discussie maar geopend wordt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer