Hoeveel levert de accijnsverlaging aan de pomp de automobilist vanaf vrijdag op?
Vanaf vrijdag verlaagt het kabinet de accijnzen op brandstof. Daardoor wordt tanken goedkoper. Waar moet de automobilist op rekenen bij de pomp?
De brandstofprijzen zijn al langer aan een opmars bezig, maar sinds de Russische inval in Oekraïne bereiken ze recordhoogtes. Op 10 maart werd het voorlopige hoogtepunt aangetikt: de adviesprijs voor een liter benzine bedroeg toen 2,502 euro. Ter vergelijking: begin 2021 –ruim een jaar geleden dus– kwam de gemiddelde landelijke adviesprijs voor benzine nog uit op 1,68 euro per liter.
De laatste dagen schommelt de adviesprijs rond de 2,45 euro per liter benzine. Hoewel deze tarieven doorgaans alleen door tankstations aan snelwegen wordt gehanteerd –pomphouders aan de binnenwegen rekenen veelal wat lagere prijzen– merkt iedere automobilist dat een tankbeurt in een jaar tijd flink duurder is geworden.
Dat geldt eveneens voor de dieselrijder. In april vorig jaar bedroeg de adviesprijs voor een liter 1,50 euro, inmiddels schommelt die rond de 2,30 euro.
Door de explosieve stijging werd de roep om overheidsingrijpen de laatste tijd steeds luider. Dat komt mede doordat de benzineprijs in Nederland relatief hoog is. In geen enkel ander Europees land kost een liter benzine zo veel als hier.
Volgens consumentencollectief UnitedConsumers betaalt de automobilist in België 22 procent en in Duitsland 20 procent minder voor een liter benzine. Het bedrag voor een volle tank van 50 liter valt in deze landen al gauw 25 euro lager uit dan in Nederland. Wat betreft de dieselprijzen betalen alleen Noren en Zweden meer voor een liter brandstof dan de Nederlanders.
Staatskas
Een belangrijke oorzaak van de hoge brandstofprijs in Nederland is het feit dat de overheid flink meeprofiteert: de helft van de benzineprijs belandt in de staatskas. Bij diesel is dat 40 procent. Dit komt mede door accijns op brandstof; dit is een vaste prijs per liter die ieder jaar opnieuw door de overheid wordt vastgesteld.
De laatste decennia is de accijns op benzine fors gestegen. In 1970 was die nog, omgerekend, 17 eurocent. Per 1 januari 2022 is dit tarief bijna vervijfvoudigd: ruim 82 cent per liter vloeit nu naar de staatskas. De dieselrijder betaalde in 1970 slechts 2 cent aan accijns; dit jaar is hij hier 53 cent per liter aan kwijt.
Dat is nog niet alles. Over de brandstofprijs –die naast accijns ook nog uit de productiekosten, transportkosten en de winst voor oliemaatschappij en pomphouder bestaat– heft de overheid nog eens 21 procent btw.
Om de autorijder tegemoet te komen heeft het kabinet besloten om de accijnzen per 1 april te verlagen. Vanaf vrijdag gaat de accijns op benzine en diesel met respectievelijk 17 cent en 11 cent omlaag. Bij gas gaat het om ruim 4 cent per liter. Het is een tijdelijke verlaging die vooralsnog geldt tot en met 31 december van dit jaar.
Rekensom
Maar hoeveel gaat dit de automobilist besparen? Een snelle rekensom leert dat een volle tank benzine van 50 liter –uitgaande van een adviesprijs van 2,45 euro– de automobilist nu nog 122,50 euro kost. Na de accijnsverlaging op vrijdag kost dit hem 114 euro.
De dieselrijder gaat er qua euro’s net wat minder op vooruit. Voor een volle tank van 50 liter betaalt hij –uitgaande van een adviesprijs van 2,30 euro– nu nog 115 euro, vanaf vrijdag is dat 109,50 euro.
Op 23 februari –één dag voor de Russische inval in Oekraïne– was de adviesprijs voor benzine 2,20 euro per liter. Met de accijnsverlaging van vrijdag komt die rond de 2,28 euro te liggen. Dat is dus nog altijd hoger dan het tarief van voor de Russische inval.
Dat geldt al helemaal voor de adviesprijs voor diesel. Op 23 februari bedroeg die 1,87 euro per liter. Na de accijnsverlaging zal de literprijs op ongeveer 2,19 euro uitkomen.
Scherpe randjes
Hoewel de scherpe randjes eraf gaan, moet de autorijder er dus niet op rekenen dat de brandstofprijzen vanaf vrijdag van hetzelfde niveau zijn als van voor de oorlog in Oekraïne. Na de accijnsverlaging betaalt zowel de benzine- als dieselrijder evenveel aan de pomp als in begin maart.
Paul van Selms, woordvoerder van UnitedConsumers, noemt de accijnsverlaging een goed gebaar, maar het blijft volgens hem een druppel op een gloeiende plaat. „Hoeveel accijns de overheid nodig heeft en bij wie ze dat moet halen, zal altijd een discussie blijven.”