„Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.”

Jezus werd ons gelijk, in alles wat mogelijk was, maar bleef steeds zonder zonde (Hebreeën 4:15). Als Hij Zich tot een offerande heiligt, moest Hij naar de eis der wet rein en heilig zijn. Dat Christus Zich voor ons heiligt, spreekt van de kracht van Zijn liefde en de ruimte van Zijn hart voor arme zondaren, die zo oneindig groot was, dat Hij Zich volkomen voor ons afzonderde. Daarom moest alles, wat Hij deed en leed, op ons betrekking hebben. Toen Hij Zich voor ons geheiligd had, leefde Hij, handelde en sprak Hij alleen met het doel om het grote plan van onze verlossing te bevorderen. Hij was alleen en geheel bezig om uw werk te doen, toen Hij Zich geheiligd had om uwentwil.

Zijn vleeswording gaat u aan: „Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven” (Jesaja 9:5). Hij zou nooit de Zoon des mensen geworden zijn, indien het niet was om u tot zonen en dochters van God te maken. God zou nooit in de gelijkheid van het zondige vlees gekomen zijn dan alleen om zondige mensen tot de gelijkenis van God op te heffen. Al de wonderen, die Hij deed, dienden om uw geloof te bevestigen. Toen Hij Lazarus opwekte, sprak Hij (Johannes 11:42): „Om de schare, die rondom staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden geloven, dat u Mij gezonden hebt.”

John Flavel,
predikant te Dartmouth

(”Gods onbegrijpelijke liefde”, 1664)