Roxane van Iperen overstelpt door „papieren schatkisten”
Waarom proberen het onbeschrijflijke te beschrijven, vraagt schrijfster Roxane van Iperen in ”Brieven aan ’t Hooge Nest” zich af. Toch is zwijgen over de oorlog en alle ellende die eruit voortvloeide geen optie. „Het kwaad kwam niet van buiten, maar uit onszelf.”
Van Iperen ontvangt na de verschijning in november 2018 van ”’t Hooge Nest” talloze brieven. Mensen zijn geraakt door het boek over de twee moedige Joodse zussen Janny en Lien Brilleslijper, die in de oorlogsjaren een villa in de bossen tussen Huizen en Naarden betrekken. In de rietgedekte woning bieden ze onderdak aan tientallen Joden. De onderduikers musiceren, discussiëren, ruziën en lachen. Als er gevaar dreigt verstoppen ze zich in de schuilplekken die in het huis zijn gecreëerd. Maar zoals zo vaak gebeurt worden ook zij verraden en afgevoerd.
Van Iperen koopt het huis in 2012 zonder ook maar iets te weten van de voorgeschiedenis. Daar komt ze achter als ze het bijzondere pand in ere gaat herstellen. Onder luiken in de houten vloeren vindt ze kaarsstompen, bladmuziek en verzetskrantjes.
Om meer te weten te komen zet Van Iperen op dagen zoals 4 en 5 mei een tafeltje voor haar woning aan het fietspad. In plastic hoesjes stopt ze papieren met wat ze over het huis weet en daarbij stelt ze de vraag: Kunt u me verder helpen? „De oproep leidt tot lieve reacties, maar een informatiestroom komt niet op gang”, zegt ze in 2019 in een interview met het Reformatorisch Dagblad naar aanleiding van haar boek.
Van Iperen geeft niet op en krijgt uiteindelijk het verhaal rond. Inmiddels zijn er in Nederland 200.000 exemplaren van het boek verkocht en is het in diverse landen uitgegeven.
Wat met het tafeltje langs de weg niet gebeurde, gebeurt wel met het boek. Vele honderden lezers vanuit de hele wereld reageren. Het is alsof een deksel van een put wordt geschoven. „Ik woon in de buurt waar de familie Brilleslijper en hun vrienden en familie hebben gewoond.” „Mijn vader was de huisarts over wie Kathinka vertelde. Wij als gezin hebben zo meegeleefd en hebben ons altijd afgevraagd of ze het heeft overleefd.” „Er werd bij ons thuis nooit over de oorlog gesproken. Door dit boek is onze vader er met ons over gaan praten.” „Er mocht nooit een woord over de oorlog worden gezegd.” „Mijn grootouders kwamen om in Bergen-Belsen, dus u begrijpt wat ik doormaakte.” Enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Van Iperen noemt de brieven papieren schatkisten. Ze verkrijgt feitelijke informatie, maar ook soms hartverscheurende ontboezemingen; gebeurtenissen komen in een ander licht te staan. Ze doen Van Iperen beseffen: niets is onbeschrijflijk en de noodzaak daartoe is er wel degelijk.
Ze gaat de brieven bundelen en uitgeven, net zoals eerder de Duitse schrijver Walter Kempowski heeft gedaan. De brieven worden voorafgegaan door een voorwoord, de 4 mei-lezing van dit jaar, haar Cleveringa-lezing uit 2019 en een hoofdstuk over het Apeldoornsche Bosch dat eerder in Vrij Nederland verscheen. Het zijn die brieven die de meeste indruk maken. Het is ontroerend dat één boek over de Tweede Wereldoorlog zo veel losmaakt. De brieven –meestal zijn het enkele passages uit een brief– zijn in hun eenvoud indrukwekkend. Het is zoals Van Iperen schrijft dat „de naweeën van oorlog, vervolging, angst en ontmenselijking bij nog zovelen als een bastion door het leven van alledag resoneert.”
De vormgeving van het boek is veelzeggend. Op de omslag staat een bloemlezing van zinnen uit brieven. Het zijn uitsluitend citaten over het zwijgen. Bijvoorbeeld: „We spraken er nooit over, maar wisten het van elkaar.” Als je de omslag verwijdert staan op de hardcover dezelfde zinnen, maar dan ingekort. Dus: „We spraken er over”. Of zoals Van Iperen concludeert naar aanleiding van alle brieven: „Er werd veel gezwegen, maar het zwijgen hielp niet.” Na 75 jaren kwam het er dus toch uit.
Een prachtig vormgegeven boek met een bijzondere inhoud.
Boekgegevens
”Brieven aan ’t Hooge nest”, Roxane van Iperen; uitg. Lebowski; 159 blz.; € 23,99