Hereniging ‘toeslagenkinderen’ stagneert, Omtzigt vraagt actie
Een opvallend hoog aantal kinderen uit gezinnen die gedupeerd werden door de toeslagenaffaire is sinds 2015 uit huis geplaatst: 1115. Het kabinet laat onderzoek doen, maar een deel van de Kamer betwijfelt of de juiste prioriteiten worden gesteld.
Het begon allemaal met de onthulling van het CBS in oktober. Toen eenmaal bekend werd wie de circa 30.000 ouders waren die slachtoffer waren geworden van de toeslagenaffaire viel ook na te gaan in hoeveel van die gezinnen de kinderrechter een jeugdbeschermingsmaatregel had opgelegd. Alleen al tussen 2015 en 2019 ging het om 1115 kinderen die gedwongen onderdak hadden gekregen in een pleeggezin, of een jeugdzorginstelling. Dat aantal is opvallend hoog.
Meerdere moeders hebben aangegeven door de vorderingen van de fiscus schulden te hebben gemaakt, waardoor ze hun huis werden uitgezet en op straat kwamen te staan. Mét hun kinderen. Daarop greep de kinderbescherming in.
Die gang van zaken roept grote vragen op, want heerste in al die gezinnen wel een onveilig klimaat? Of was het probleem dat de fiscus de opvoeders in het nauw dreef met haar ontspoorde fraudejacht?
Premier Rutte beloofde het uit te laten zoeken. Hij zegde toe te bezien in hoeverre onterecht gebleken maatregelen konden worden teruggedraaid. De Kamer stemde in met een oproep van Kamerlid Omtzigt. Daarin werd aangedrongen op een meldpunt voor de gezinnen, zodat echt werk kon worden gemaakt van de hereniging.
Dat herstel komt maar moeizaam van de grond, zo bleek onlangs uit antwoorden van minister Weerwind (Rechtsbescherming) op schriftelijke Kamervragen. Slechts met twaalf gedupeerde ouders is er sinds januari contact. Een inmiddels opgetuigd „ondersteuningsteam” moet eind deze week landelijk beschikbaar zijn.
De inspecties van twee ministeries, Justitie en Veiligheid én Volksgezondheid, slaan de handen ineen voor wat een stevig, onafhankelijk onderzoek moet worden. Deelvraag 1 luidt of de frequentie waarmee de gedupeerde gezinnen te maken kregen met de jeugdbescherming bovengemiddeld is. Deelvraag 2 waarom ze ermee te maken kregen „en of en hoe dit redelijkerwijs voorkomen had kunnen worden.”
De twee parlementariërs die de toeslagenaffaire aan het rollen brachten, Omtzigt en SP-Kamerlid Leijten, vinden die aanpak misplaatst. In hun ogen zijn de gedupeerde kinderen op deze manier slechts dankbare onderzoeksobjecten. Eind 2022 moeten de onderzoeken klaar zijn. Komt dan vast te staan dat bij de uithuisplaatsingen vraagtekens te plaatsen zijn, dan biedt dat de studie weliswaar een prachtig inzicht „in de mogelijk problematische mechanismen van het jeugdbeschermingsstelsel”, maar de kinderen en de gezinnen zelf schieten daar niets mee op.
De familierechtadvocaten die voor de gezinnen opkomen zijn het met de twee Kamerleden eens dat de inspecties de dossiers één voor één tegen het licht had moeten houden om per kind te bezien of er fouten zijn gemaakt. Met media-optredens en ingezonden stukken proberen ze een en ander bij te sturen.
In een laatste poging te redden wat er te redden valt, proberen Omtzigt en Leijten deze week opnieuw de komst van een meldpunt en de start van de hereniging te bespoedigen. Vermoedelijk te laat: duurt de uithuisplaatsing al langer dan een jaar dan worden kinderen volgens de geldende richtlijnen in principe niet meer teruggeplaatst.