Grazen
Een columnist is een beklagenswaardig figuur. Misschien moet je wel redelijk ijdel zijn om die rol te willen vervullen. Ga maar eens na.
Waaraan levert een columnist nu eigenlijk een bijdrage? Columns zijn bij uitstek een typisch verschijnsel van de moderne tijd. Ze maken deel uit van onze graascultuur, waarin men vraagt naar snelle, hapklare brokken. Een hap informatie hier en een slok opinie daar. En dan weer gauw een pagina verder. Van herkauwen komt meestal niets terecht. Op doorwrochte artikelen zit niemand meer te wachten. Dat verklaart dan ook de snelle opmars van de korte column in bladen van allerlei niveau. Er zijn bladen die meer columns kennen dan gewone artikelen. Columns zijn een product van onze gejaagde en op lichte consumptie gerichte samenleving. Lucht en leegte.
In die zin rijst de vraag of een reformatorisch dagblad in zijn kolommen wel ruimte moet bieden voor columns. Maar dit terzijde.
Een columnist levert op zijn wijze een bijdrage aan de versimpeling en de mcdonaldisering van onze cultuur. Dat op dit moment een bekend oud-columnist (Fortuyn) grote opgang maakt onder het kiezerskorps, is veelzeggend.
Vanzelfsprekend heeft de columnist ook te maken met de wensen van de krant, in dit geval die van het RD. Aan de creatieve schrijversgeest -reden waarom hij toch door de krant is aangezocht- worden bij voorbaat de nodige richtlijnen voorgehouden. De column moet actueel zijn en uit het leven gegrepen. Er wordt een verrassende invalshoek verwacht. De eerste zinnen moeten een vliegende start bieden. De columnist dient de lezer beleefd te prikkelen en niet te veel nuances op te nemen. Het mag natuurlijk niet te moeilijk zijn en bovendien niet langer dan 650 woorden.
Wijselijk wordt de columnist er ten slotte op gewezen dat het RD ten aanzien van theologische verschillen in de achterban een voorzichtige koers vaart. Geen theologische disputen derhalve. De bekende monnik uit Wittenberg had in het RD vast geen podium voor zijn 95 stellingen gevonden.
Eiland
Dan heeft de columnist uiteraard nog zijn eigen eisen. De belangrijkste eis die ik zelf stel, is dat het schrijven van de column niet te veel tijd mag kosten. Deze eis vindt niet zozeer haar oorzaak in een vorm van hoogmoed of luiheid. Ik ga er echter van uit dat de lezer columns op dezelfde wijze leest als ik. Eerst kijken wie de auteur is. Waar gaat het over? Vind ik het thema aansprekend? Even met de vinger erbij diagonaal door de tekst, en dan gauw verder met het volgende artikel.
Het kan een deprimerende gedachte zijn dat op dit moment alleen mijn naaste familie deze pennenvrucht nog verder leest. Ik weet wel, een echte columnist zou nog doorschrijven als hij op een onbewoond eiland leefde. Die gave is echter slechts voor een enkeling weggelegd.
Persoonlijk loop ik er bovendien vaak tegenaan dat ik op het moment van schrijven twee mogelijke thema’s in gedachten heb. Je kunt dan zomaar enkele uren vruchteloos tobben voordat je een keuze hebt gemaakt.
Handschoen
Een volgende strenge eis die de columnist zichzelf moet opleggen, ligt voor de hand. Hij zoekt naar formuleringen die zijn gedachten en meningen zo fraai en nauwkeurig mogelijk weergeven. De taal is immers een handschoen die strak om de huid van de inhoud moet worden getrokken. Een getalenteerde schrijver wees er menigmaal op dat hij een heleboel zinnen moest weggooien voordat hij die ene vond die precies paste. Schrijven is schrappen. Schrijven is wat er overblijft. Columns schrijven is dus hard ploeteren.
De 650 woorden van deze column zijn bijna benut. De conclusie is, dat er bepaald geen redenen zijn om jaloers te worden op columnisten. Terugkomend op het begin van deze column: Een beetje ijdel moet je wel zijn om als columnist te willen fungeren. Het zal vast geen toeval zijn dat veel columnisten werkzaam zijn in de politiek.
Mr. D. J. H. van Dijk, beleidsmedewerker bij de SGP-fractie in de Tweede Kamer