Verzoening
Hebreeën 10:5
„Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid.”
Wat ligt er nu in de woorden „Ik heilig Mijzelf” opgesloten? Ik zal u in het kort aanwijzen in welk opzicht dit alles ons aangaat. Ik noem u de volgende zaken: die woorden geven de persoonlijke vereniging van de twee naturen in Christus te kennen. Wat Hij in de woorden „Zichzelf” noemt, is hetzelfde als wat afgezonderd werd om een offerande te worden, namelijk Zijn menselijke natuur. Deze was de offerande. Daarom zegt de apostel: „Hij heeft Zichzelf door de eeuwige Geest Gode onstraffelijk opgeofferd” (Hebreeën 9:14). Onze natuur werd dus door die aanneming „Hijzelf.” Ons kan geen groter eer bewezen worden en ons kan ook geen vaster grond van troost gegeven worden.
Dat Christus Zichzelf heiligde om een offerande voor ons te worden, geeft te kennen hoe groot en vreselijk de breuk is die de zonde tussen God en ons gemaakt heeft. U ziet dat een minder offer dan Christus Zelf niet geheiligd mocht en kon worden om verzoening te doen. De grootte van een wond is te zien aan de breedte van de pleister: „Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid” (Hebreeën 10:5). Al ons berouw, al zouden we evenveel tranen om de zonde storten als er vanaf de schepping regendruppels gevallen zijn, kan geen verzoening voor de zonde zijn. Maar: „God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende.”
John Flavel, predikant te Dartmouth
(”Gods onbegrijpelijke liefde”, 1664)