„De affuit heeft iets speciaals”
De hand van Chris Kloostermann gaat naar zijn groene baret als rond elf uur de affuit met de kist met prins Bernhard passeert. „Dat paardenspul past bij hem.”
Kloostermann (64), oud-lid van de Nationale Reserve, is vanuit Enschede naar de plechtigheid gekomen. Vanaf een talud bij het Instituut Defensie Leergangen, slaat hij de stoet gade. Hoefgetrappel klinkt. Koetsen trekken voorbij. Op de groene stropdas van Kloostermann prijkt een zilveren anjerspeldje. Hij kreeg het ter ere van de negentigste verjaardag van de prins. Zesmaal was Kloostermann te gast tijdens de bijeenkomsten op Paleis Soestdijk voor oud-militairen. De inwoner van Enschede kijkt er met genoegen op terug. „Ik zie hem nog staan in zijn jeep. Dan riep hij: Hé Henk, of zoiets, ben je er weer? Hij herkende mensen die hij in jaren niet moet hebben gezien. Of dan zei hij: „Ik heb even met Freddy gesproken. Dat betekende dat de biertap klaar stond.” Over de prins geen lelijke verhalen. „Ik word niet goed van het gezeur over wat er mis ging.”
Ronald Beumer, gewapend met een verrekijker, is het daar helemaal mee eens. „Ik houd niet van die naschopperij. Wij zouden toch ook niet willen dat na het overlijden van onze vader er allerlei negatieve dingen over hem zouden worden verteld.”
Gefascineerd slaat het publiek voorbij marcherende muziekkorpsen en honderden militairen gade. Muziek op de wijs van ”Nader mijn God tot U” klinkt in Delft. Er klinken kanonsschoten.
Karel van der Zwan (1937) is erg te spreken over de passerende rouwstoet. „Heel indrukwekkend. Hiermee wordt een tijdperk afgesloten. En laten we wel wezen, de prins heeft een heel mooie leeftijd bereikt.”
Op een met een ijzeren rooster bedekte muur wachten vier jongeren de stoet af. Een van hen is de 15-jarig Maaike Eken. Ze woont vlak bij de route. „Ik vind het toch wel heel bijzonder dat die stoet vlak bij ons langs gaat.” Voor de derde keer is ze bij een koninklijke uitvaart. Bij de uitvaart van prins Claus ging er iets niet helemaal goed. „Er sloeg een paard op hol na kanonschoten.”
Carla Stuyfzand denkt dat het een „kwestie van opvoeding en nieuwsgierigheid” is dat ze langs de route staat. Bij haar thuis hing een kalender over het koningshuis. „Van De Banier geloof ik.” Met „Juliaantje” heeft Carla meer dan met prins Bernhard. „Juliaantje was een echt omaatje, een echt moedertje.”
In Rijswijk is Annemarie Geiger, voorzien van een fototoestel, er al vroeg bij. Ook bij de uitvaarten van prins Claus en prinses Juliana was ze er. „Ik ben een koningsgezinde ’diehard’. Ik was ook in Paleis Noordeinde.”
Ook de 64-jarige Wilhelmina Nieuwenhuyzen-Logt zit achter een dranghek. Ze heeft een stoeltje meegenomen. „Ik ga zo zitten dat die politiemannen er niet voor staan.” „Ben ik niet mooi genoeg voor de foto?” grapt de agent in ceremonieel tenue.
Mevrouw Nieuwenhuyzen: „Ik houd van blauwe uniformen en witte petten. Dat donkergroene stuit me tegen de borst. Dat geeft mij te veel een oorlogsidee.”
Een oudere dame, die zich op een muurtje langs de weg vlak bij het Instituut Defensie Leergangen heeft geposteerd, heeft de drie koninklijke uitvaarten van de afgelopen jaren gevolgd. „De uitvaart van prins Claus was wat strakker, bij Juliana en Bernhard gaat het er wat gemoedelijker aan toe. Maar de affuit van Bernhard heeft wel wat speciaals.”
Veiligheidsmaatregelen worden ook getroffen, zo blijkt. Deze verslaggever tikt op een muurtje zijn verhaal, op een laptop. Hij wordt aangesproken door twee agenten in burger. „U bent van de krant? Dan is het goed.” De andere agent wijst naar een hoogwerker. „U wordt met een camera in de gaten gehouden.”