„Regel levensbeëindiging pasgeborenen”
Er moet een landelijk protocol komen dat levensbeëindiging bij pasgeborenen met een ernstige handicap regelt.
Dat stellen kinderartsen van Nederlandse academische ziekenhuizen, namens hun woordvoerder A. Verhagen van het Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG). Het is voor de tweede keer in korte tijd dat kinderartsen erop aandringen deze vorm van levensbeëindiging anders te regelen.
Eerder dit jaar, op 26 augustus, schreef artsenorganisatie KNMG mede namens kinderartsen een brandbrief aan staatssecretaris Ross van Volksgezondheid. Ook daarin werd gevraagd om een „adequate toetsingsprocedure”, die de bestaande strafrechtelijke procedure vervangt.
Volgens de huidige euthanasiewet zijn kinderartsen verplicht levensbeëindiging bij wilsonbekwamen te melden bij justitie. Veel artsen zien daar uit vrees voor strafrechtelijke vervolging echter van af.
Kinderartsen beschouwen dit als een onwenselijke situatie. Zij benadrukken wel controle te willen, maar niet uitsluitend door de officier van justitie. In plaats daarvan dringen zij aan op een toetsingscommissie, die behalve uit juristen ook zou bestaan uit artsen en medici. De komst van dergelijke commissies verhoogt de bereidheid van kinderartsen om gevallen van euthanasie op pasgeborenen te melden, aldus de KNMG in de brief.
Na het verschijnen van deze brandbrief enkele maanden geleden werd bekend dat in Groningen al enige tijd lokale afspraken liepen tussen het AZG en het openbaar ministerie. Kern van dit zogenaamde Groningse protocol is dat justitie toezegt euthanasiegevallen bij pasgeborenen zorgvuldig en met voorrang te behandelen, mits het ziekenhuis deze gevallen eerlijk meldt.
Mr. dr. J. Legemaate, coördinator gezondheidsrecht van artsenorganisatie KNMG, liet in reactie op het Groningse protocol echter weten geen heil te zien in dergelijke afspraken. „Als tal van ziekenhuizen, verspreid door het hele land, lokale afspraken hebben lopen, zien we bij justitie dadelijk door de bomen het bos niet meer. Bovendien blijft het Groningse protocol een eenzijdige, juridische benadering”, stelde Legemaate op 1 september in deze krant.
In hun huidige oproep pleiten kinderartsen daarom des te krachtiger voor een nationale in plaats van regionale of lokale commissie, die een landelijk vastgestelde ethische code moet ontwikkelen. Zo’n 72 procent van alle Nederlandse kinderartsen wil volgens kinderarts Verhagen in geval van ondraaglijk lijden het leven van pasgeborenen kunnen beëindigen. In Frankrijk zou het gaan om een percentage van 74.
Universitair hoofddocent gezondheidsrecht mr. dr. M. Buijsen van de Erasmus Universiteit Rotterdam liet eerder in deze krant weten zijn twijfels te hebben over de nieuwe meld- en toetsingsprocedures. Volgens de jurist, tevens lid van de commissie levenseinde van het Erasmus Medisch Centrum, staat het allesbehalve vast dat de meldingsbereidheid van artsen hierdoor toeneemt. „Elk academisch ziekenhuis heeft een protocol dat voorschrijft dat artsen bij levensbeëindiging zonder verzoek verplicht zijn een interne, raadgevende toetsingscommissie te raadplegen. In de praktijk zijn ze daar echter zeer terughoudend mee”, aldus Buijsen in augustus in deze krant.