De monetaire sterrenstand wijst op hoge inflatie de komende jaren
Navigeren aan de hand van de sterren is zo oud als het zeevaren zelf. In het noordelijk halfrond was de Poolster hét baken voor ontdekkingsreizigers omdat die niet alleen een van de meest zichtbare sterren maar ook altijd op dezelfde plek aan de hemel te vinden is.
De centrale bankiers gebruiken hun eigen sterren om de juiste koers te bepalen door de onbekende wateren van de economie. De Poolster van de centrale banken heet ”r*”, wat staat voor de neutrale reële rente. Dat is het niveau van de rente dat de inflatie laag en stabiel houdt zodat niemand er acht op slaat.
Als de reële rente van een centrale bank, denk aan de Fed in de VS of de ECB in de eurozone, lager is dan de r*, dan krijg inflatie wind in de rug. Is de rente hoger dan r*, dan zorgt de centrale bank voor wind van voren. De reële rente van een centrale bank is de rente die het nieuws haalt –thans nul procent in het euroland– verminderd met de inflatie.
In tegenstelling tot de Poolster, is de r* niet zichtbaar én verandert die van plek in loop der tijd. Dat is lastig navigeren, vandaar dat economen allerlei methodes ontwikkeld hebben de r* te schatten. De meest gangbare schattingen zijn dat dat evenwichtsrenteniveau in het euroland ongeveer 0,3 procent bedraagt en ongeveer 0,6 procent in de VS.
Onlangs hebben zowel de Europese als de Amerikaanse centrale bank (de ECB respectievelijk de Fed) beraadslaagd over de rente. De ECB hield haar rente op 0 procent. De Fed verhoogde die van de bandbreedte 0 – 0,25 procent naar 0,25 – 0,50 procent én gaf aan de rente dit jaar nog 6 keer te willen opkrikken. Daarmee zou het belangrijkste rentetarief in de wereld eind dit jaar op zo’n 2 procent kunnen liggen. De kans bestaat dat de ECB eind dit jaar de Fed volgt en haar rente één of twee keer verhoogt, van 0 procent naar 0,25 of 0,5 procent.
Afremmen
De reden voor die renteverhogingen is de te hoge inflatie. Die willen de centrale banken afremmen en dat kan alleen door geld lenen duurder te maken. De eerdergenoemde r* stelt ons in staat vast te stellen of de plannen met de rente voldoende zullen zijn inflatie terug in het hok te krijgen en dus om ervoor te zorgen dat inflatie de komende jaren geen bron van zorg blijft.
Als de Fed de rente dit jaar naar 2 procent brengt en als de inflatie daalt van bijna 8 procent nu naar, zeg, 4 procent, dan zal de reële Fed-rente eind dit jaar zo’n min 2,0 procent zijn. Dat is veel lager dan r* van 0,6 procent. Als de ECB de rente twee keer optrekt en de inflatie over dit hele jaar uitkomt op 5,1 procent die de bank zelf verwacht, dan zal de reële ECB-rente eind dit jaar – 4,6 of min 4,8 procent bedragen. Dat is nogal ver verwijderd van de r* in het euroland van 0,3 procent. Ofwel: verwar renteverhogingen van de Fed en de ECB níet met daadkrachtig optreden tegen inflatie. Met de verwachte rentestanden aan het eind van dit jaar, is de kans groter dat de inflatie de komende jaren wél een bron van zorg blijft dan dat niemand er acht op zal slaan.
De auteur is hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer