Recensie: Evan Bogerd vanuit Mozes & Aäronkerk Amsterdam
Van de Amsterdamse Wester- naar de Mozes & Aäronkerk: enkele blokjes om, maar een totaal andere wereld. Evan Bogerd maakte het tripje met een muziektas met daarin slechts vier werken, onder de noemer ”L’Orgue Symphonique”.
Goed dat het drieklaviers orgel van Philbert/Adema uit 1871 aandacht krijgt. Sinds Piet van Egmond er prachtige opnamen maakte, was het er veelal stil. Met Choral I en ”Cantabilé” van César Franck belicht Bogerd de Franse elementen in het orgel, met name de tongwerken. Anders dan veel Fransen –strak basistempo, kleine tempoaccenten– kiest hij voor een gedragen tempo en royaal rubato. De ronde, fluwelige klanken dragen bij aan de gewijde sfeer. De fraaie akoestiek suggereert een grotere ruimte dan er werkelijk is.
Dat twintiger Bogerd (1993) kiest voor de Tiende Symfonie ”Romane” van Widor (nee, natuurlijk niet ”1938-1944” maar 1844-1937) is opmerkelijk. Deze aangrijpende, in zichzelf gekeerde kathedraal van 36 minuten biedt nauwelijks gelegenheid uiterlijk te shinen, op een enkele passage in de granieten finale na. Deze kan qua schaal en expressie de vergelijking met finales van Schubert, Bruckner en Mahler zonder meer aan. Bogerd houdt de spanning in de enorme bogen goed vast.
De Sonata Eroïca van Joseph Jongen onderstreept dat de Belgen meer aanleg hebben voor symfonische allure dan hun noorderburen. Deze robuuste, duidelijk door Liszt geïnspireerde compositie ligt het orgel misschien wel het best. Alle muzikale elementen gaan los, in een knappe combinatie van enerverend maar tegelijk technisch en interpretatief gepolijst spel.
L’Orgue Symphonique – Evan Bogerd – Mozes & Aäronkerk Amsterdam; Festivo (6962552); € 15,-; bestellen: www.evanbogerd.nl