Bijbelvertaalprofessor De Vries bij afscheid: Vertaler is geen dominee, dominee geen vertaler
Een Bijbelvertaler moet niet voor dominee gaan spelen; en een dominee niet voor vertaler. Dat zegt prof. dr. L. J. de Vries, die vrijdag 4 maart afscheid neemt als hoogleraar Bijbelvertalen aan de VU.
Prof. dr. Lourens de Vries (1955) was de afgelopen 25 jaar parttime verbonden aan de leerstoel Bijbelvertalen van het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap (NBG) aan de Vrije Universiteit. Eerder was hij onder andere twaalf jaar werkzaam als taalkundige en Bijbelvertaler in Papua (Indonesië). Vrijdag houdt de hoogleraar aan de VU zijn afscheidsrede: ”Verschil moet er zijn”.
Hoe kijkt u terug op de achterliggende jaren en decennia?
„Met grote dankbaarheid. Het is een geweldige reis geweest, door allerlei talen en culturen. Niet alleen in Papua; als vertaalconsulent was ik ook bij het werk in andere gebieden betrokken. Niets is mooier dan met mensen uit andere culturen rond de Bijbel bezig zijn en de processen die daardoorheen spelen mee te maken. Juist daardoor heb ik heel veel over de Bijbel ontdekt. Doordat talen zo verschillend zijn, word je gedwongen nieuwe vragen aan de Bijbel te stellen. Wat doe je als in een taal het telwoordsysteem niet verder gaat dan 27? Dan ga je kijken hoe andere vertalers dat hebben opgelost. Wat doe je als een taal verschillende soorten voornaamwoorden onderscheidt? In het Balinees heb je zeven woorden voor ”ik”. Iemand van een hogere kaste gebruikt een ander woord dan iemand van een lagere kaste. Dat stelt vertalers voor lastige keuzes. Johannes de Doper, zoon van een priester, krijgt dan een ander voornaamwoord dan een discipel die visser was. Andere talen roepen altijd nieuwe vragen op.”
Wat waren in de achterliggende periode hoogtepunten?
„Ik ben als vertaalconsulent betrokken geweest bij Bijbelvertalingen in tien Papuatalen. Hoogtepunt is dan altijd als zo’n vertaling is afgerond en aan de bevolking wordt overhandigd. Soms is het een taal die maar door 3000 of 4000 mensen wordt gesproken. Maar het feest dat ze dan vieren, de blijdschap, de opluchting dat het na een jarenlang proces gelukt is: zulke momenten vergeet je nooit.”
In Nederland was u bij verschillende vertalingen betrokken: de NBV uit 2004, de recente NBV21, de Bijbel in Gewone Taal. Hoe kijkt u naar het Bijbellandschap?
„Zelf heb ik het gevoel dat we in Nederland nu wel genoeg vensters op die ene Bijbel hebben. Alle vertalingen hebben plussen en minnen. Ze vullen elkaar aan. Ik adviseer ook altijd om ze naast elkaar te gebruiken. Tot voor kort hadden we geen centrumvertaling, zoals in het Engelse taalgebied de New International Version (NIV). Wat mij betreft is de NBV21, die in allerlei opzichten is aangepast ten opzichte van de NBV, nu wel meer zo’n vertaling in ”the middle of the road”. Ik denk dat het nu tijd wordt ons meer te gaan richten op het Bijbelgebrúik. Je kunt vertalen tot je scheel ziet. Maar het is net zo belangrijk dat je het Bijbelgebruik in kerk en samenleving stimuleert.”
Uw afscheidsrede luidt ”Verschil moet er zijn”. Wat gaat u betogen?
„Ik ga het hebben over het probleem van de sociale ongelijkheid bij de vertaling van het Nieuwe Testament. Wat doe je met de zogenoemde ”huistafels” bij Paulus, waarin hij vrouwen oproept onderdanig te zijn aan hun man, en slaven aan hun meester? Juist in talen waar verschillende voornaamwoorden voor verschillende klassen of kasten zijn, is dat spannend. Het is een actueel thema, gevoelige materie ook. Maar ik vind dat je als vertaler moet durven zeggen wat Paulus precies zegt. Als hij spreekt over onderschikking, dan moet je niet iets anders vertalen. Ook als dat dwars staat op het denken van nu. Iets anders is hoe de predikant daar vervolgens op de kansel mee omgaat. Beiden, vertaler en predikant, hebben hun eigen gerichtheid. Ik weet wel, er is grensverkeer, en vertalen is ook interpreteren. Toch vind ik dat een vertaler niet voor dominee moet gaan spelen, en een dominee niet voor vertaler. Dat gebeurt namelijk ook: dat een dominee net zo lang knutselt aan een tekst tot die geen aanstoot meer geeft.”
Als Bijbelvertaler ben je technisch en wetenschappelijk met de Schrift bezig. Kunt u de Bijbel nog onbevangen lezen?
„Een leuke vraag. Ja, ik kan nog steeds onbevangen naar de Bijbel luisteren. Als ik zondags naar de kerk ga, ben ik er helemaal niet mee bezig of de predikant de tekst wel goed vanuit de grondtaal leest. Ik kan me gewoon overgeven aan dat moment van rust in de week. Dat is een grote zegen. Ik denk dat ik dat in West-Papua heb geleerd. Daar was het altijd fantastisch om naar de kerk te gaan. Daar gaf je je aan over. En ook als een voorganger dingen zei die misschien niet helemaal klopten, dat deed aan de werking van het moment niets af.”