Noodmaatregel om tekort: andere artsen mogen ook lijkschouw doen
In meerdere regio’s zijn op dit moment zo weinig forensisch artsen om op tijd een lijkschouw uit te voeren dat er een noodmaatregel komt. Zorgminister Ernst Kuipers schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat in die regio’s tijdelijk basisartsen, huisartsen, GGD-artsen en andere medisch specialisten kunnen worden ingezet bij het onderzoek naar een niet-natuurlijke dood of een vermoeden daarvan.
Deze vervangers van de gemeentelijke lijkschouwer moeten dan wel een introductiemodule forensische geneeskunde volgen. Zij mogen in een aantal situaties een lijkschouw uitvoeren onder supervisie van een forensisch arts, eventueel met behulp van nieuwe beeldtechnologie waarbij real-time kan worden meegekeken. Het gaat om sterfgevallen na bijvoorbeeld valincidenten in instellingen of als er sprake is van euthanasie, mits die vooraf is aangemeld. Voor complexere zaken zoals zelfdodingen, ongevallen of misdrijven komt de gemeentelijk lijkschouwer wel altijd zelf.
Volgens de minister is er sprake van een „dringend en acuut tekort” aan lijkschouwers in de regio West-Brabant/Zeeland, in delen van Oost-Nederland, Midden-Nederland, Amsterdam en Den Haag. Omdat een lijkschouw snel moet worden uitgevoerd, wordt de noodmaatregel hier vooralsnog voor de duur van een jaar van kracht. Kuipers vindt deze oplossing gerechtvaardigd, gezien de nijpende situatie.
Omdat de tijdelijke invulling afwijkt van wettelijke regels, heeft Kuipers de maatregel besproken met andere departementen, GGD GHOR en de koepel van forensisch artsen. Ook heeft hij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en het Openbaar Ministerie geïnformeerd.
Forensisch artsen doen 10.000 tot 12.000 lijkschouwen per jaar. Dat gebeurt bijvoorbeeld als er sprake is van alcohol- of drugsmisbruik, een verkeersongeval, zelfdoding en na een misdrijf. Daarnaast zijn er ongeveer 7000 lijkschouwen per jaar na euthanasie, om te controleren of de juiste procedures zijn gevolgd.