Geschiedenis Job geeft asielzoeker steun
Een moslim en een christen ontvluchten hun land en vragen in Nederland asiel aan. Vanwege psychische problemen komen ze in de geestelijke gezondheidszorg terecht. Beiden zeggen dat hun geloof hun in moeilijke omstandigheden steun biedt en noemen daarbij het voorbeeld van Job. Een opvallende overeenkomst, aldus drs. David Engelhard van Pharos, Kenniscentrum Vluchtelingen en Gezondheid.
Een vluchteling uit Rwanda verliest bij de genocide in zijn land een groot deel van zijn familie. Vanwege deze traumatische ervaring komt hij als asielzoeker in Nederland in behandeling bij een psychiater. Hij worstelt met de bekende post-holocaustvraag: Waarom heb ik het overleefd en de anderen niet? De hulpverlener hoort dat de Rwandees van huis uit baptist is. In goed overleg verwijst hij hem voor zijn geestelijke vragen door naar een geloofsgenoot. De gesprekken met de psychiater en een lid van een baptistengemeente lopen parallel. Deze combinatie werpt vruchten af, waardoor de man zijn indringende vragen uiteindelijk een plaats kan geven.
Voor Engelhard is dit een van de aansprekendste voorbeelden uit het rapport ”God zal voor mij zorgen”. Uit het Pharos-onderzoek blijkt dat zowel christenen als moslims hun geloof relevant vinden in situaties van ziekte of andere tegenslag. Vrijwel alle ondervraagden zien het geloof als een bron van kracht. Ze ervaren steun van God bij het bidden, het lezen in de Bijbel of de koran en bij het ontmoeten van geloofsgenoten.
Over de vraag naar de betekenis van hun gezondheidsproblemen lopen de meningen uiteen. Ruim eenderde ziet deze als een les van God, nog eens ruim eenderde is het daarmee niet eens. De overigen houden het op „een beetje.”
Asielzoekers die ziekte als een les van God zien, geven daar volgens Engelhard vaak „een heel mooie invulling” aan. „Ze zeggen bijvoorbeeld dat ze door hun ziekte kunnen leren geduld op te brengen of meer op God te vertrouwen. Een aantal ondervraagden straalde dat duidelijk uit: bij Hem zijn we in goede handen. Verschillende mensen verwezen naar Job. Zowel christenen als moslims; de laatsten noemen hem Ajjoeb. Het aspect geduld kwam bij beide groepen terug. Job heeft ook geleden, geduld opgebracht en is uiteindelijk beloond. Daar trekken mensen zich aan op. Een moslimvrouw zei heel stellig: Uiteindelijk word je beloond. Is het niet in dit leven, dan in het leven hierna”, aldus Engelhard.
Christelijke asielzoekers bezoeken beduidend vaker een kerk dan moslims een moskee. Vanwaar dat verschil?
„Het is inderdaad opvallend dat zelfs degenen die zich sterk gelovige moslims noemen veel minder vaak naar de moskee gaan dan christenen naar de kerk. Een deel van de moslims heeft daar wel behoefte aan, maar vindt onvoldoende aansluiting bij de overwegend Turkse en Marokkaanse moskeeën in ons land. Veel islamitische asielzoekers geven aan in Nederland hulp te hebben ontvangen van een kerk. Daar zijn ze dankbaar voor, maar tegelijk vragen ze zich af: Waar was de moskee?
Bij het geringe moskeebezoek speelt ook een andere factor een rol. Een deel van de moslims komt uit een land met een fundamentalistisch islamitisch regime, zoals Iran. Voor sommigen was dat de directe reden voor hun vlucht. Door die achtergrond kan het zijn dat zij hun geloof meer naar binnen richten en er zelf invulling aan geven.”
Ongeveer de helft van de ondervaagde asielzoekers geeft aan dat het geloof voor hen belangrijker is geworden sinds ze uit hun land zijn gevlucht en/of gezondheidsproblemen hebben gekregen. Nood leert bidden?
„Dat kun je zeggen. Overigens is het niet zo dat degenen met een slechte gezondheid zich over het algemeen geloviger noemen dan mensen met een betere gezondheid. De vraag is ook waarom voor de andere helft het geloof níét belangrijker is geworden. In de interviews gaven sommigen aan dat het geloof voorheen in hun leven al zo’n grote plaats innam dat het bijna onmogelijk was te zeggen dat het door bepaalde omstandigheden nóg belangrijker was geworden.”
Het christelijk geloof heeft een ander godsbeeld dan de islam. In hoeverre werkt dat door in de manier waarop mensen met gezondheidsproblemen omgaan?
„Volgens dit onderzoek maakt het niet uit of cliënten moslim of christen zijn. Ik sprak op een dag twee meisjes, een moslim en een christen. De overeenkomst in hun manier van spreken over God was opvallend. Beiden zagen hun gezondheidsproblemen als een les van God, niet als een straf. De moslima zei het zo: „Het is geen straf, want Allah is lief. Anders zou Hij niet anders zijn dan een mens. Maar Allah is Allah.”
Het gaat vooral om de persoonlijke relatie die mensen met God hebben. Bij christenen en moslims kwamen we precies dezelfde godsbeelden tegen, variërend van een liefdevolle vaderfiguur tot een strenge leermeester. Het beeld dat islam en christendom volledig onverenigbaar zouden zijn, komt uit dit onderzoek zeker niet naar voren.”
Vrijdag volgt een artikel met enkele reacties op het onderzoek.