Geloof van belang bij ziekte vluchtelingen
Christelijke en islamitische asielzoekers putten bij lichamelijke of psychische problemen in dezelfde mate steun uit hun geloof. Dat blijkt uit het onderzoek ”God zal voor mij zorgen” van Pharos, Kenniscentrum Vluchtelingen en Gezondheid. De uitkomsten werden vanochtend gepresenteerd op een congres voor werkers in de gezondheidszorg.
Voor zowel christenen als moslims heeft het geloof betekenis in situaties van lichamelijke of psychische klachten. Asielzoekers die hierover met hun hulpverlener spreken, zijn even tevreden over de verleende zorg als degenen bij wie het geloof niet ter sprake komt. „Ze scheiden die twee zaken heel duidelijk. De dokter is voor somatische of psychische klachten, de dominee of imam voor geestelijke vragen”, aldus onderzoeker drs. D. Engelhard.
Aanleiding voor het onderzoek van Pharos was de vraag van werkers in de geestelijke gezondheidszorg of ze het geloof een plek kunnen geven in de behandeling van vluchtelingen. De studie toont aan, aldus Engelhard, dat er geen behoefte is aan speciale christelijke of islamitische hulpverleningsinstanties voor asielzoekers.
Therapeuten hoeven een gesprek over het geloof volgens hem echter niet angstvallig te vermijden. Ook zouden ze vluchtelingen die geloofsvragen hebben vaker kunnen doorverwijzen naar geestelijk verzorgers.
De 118 deelnemers aan het onderzoek zijn afkomstig uit meer dan twintig landen. Van de ondervraagden is 67 procent christen, 25 procent moslim. De overigen hangen een ander geloof aan. Tweederde van de respondenten beschouwt zich als een sterk gelovige, eenderde noemt zich een gematigd gelovige. Wat betreft geslacht, leeftijd en opleiding is de onderzoeksgroep volgens Pharos representatief voor alle asielzoekers in Nederland.
Cijfers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wijzen volgens Engelhard uit dat ongeveer de helft van de asielzoekers in Nederland „minimaal enige affiniteit met religie heeft.” Van hen zou ruwweg tweederde moslim zijn en eenderde christen.