In chemie geen uittocht banen naar buitenland
Ondanks het tekort aan goed opgeleid personeel zal er in de chemische industrie de komende jaren geen grootschalige uittocht van werkgelegenheid naar het buitenland plaatshebben.
„Grote fabriekscomplexen, zoals in de Botlek, verplaats je niet zomaar”, aldus ir. R. Willems, voorzitter van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI). Hij verwacht dat „hooguit wat kleinere, specifieke projecten” de kans lopen naar elders te verdwijnen.
Het gebrek aan hoogopgeleid personeel wordt volgens Willems, in het dagelijkse leven president-directeur bij Shell-Nederland, nu vooral opgelost door specialisten uit het buitenland aan te trekken. In laboratoria worden zij ingezet, soms zelfs tegen lagere salarissen.
Overigens wil de VNCI dat de overheid de overkomst van deze mensen vergemakkelijkt. In de praktijk lopen de chemische bedrijven tegen allerlei administratieve en juridische problemen aan.
Willems verwacht dat de vraag naar met name operators de komende jaren hoog blijft, doordat nogal wat van deze mensen binnenkort de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Nog steeds volgen te weinig jonge mensen op de branche toegespitste technische studies, zo blijkt uit zijn woorden.
De VNCI-voorzitter ontkent overigens dat de chemische industrie slechter betaalt dan andere sectoren. Uit nog niet gepubliceerd onderzoek zou zelfs blijken dat de salarissen zich de afgelopen jaren gunstig hebben ontwikkeld.
De VNCI maakte woensdag bekend dat de omzet van de Nederlandse chemische industrie dit jaar 9 procent hoger uitvalt dan het jaar daarvoor en uitkomt op circa 37 miljard euro. De groei is vooral te danken aan een stijging van de afzetprijzen (met 8 procent). De productie nam met 1 procent toe.
De chemische industrie heeft last van de lage dollar en de sterk gestegen olieprijs. „Het was daardoor een turbulent jaar”, aldus Willems.
De invloed van de olieprijs moet volgens hem evenwel niet worden overschat. De stijgende dollar heeft een dempend effect en de olieprijs is historisch gezien niet buitensporig. „Teruggerekend naar de jaren tachtig zou een vat ruwe olie nu 80 dollar kosten”, meent de chemievoorzitter. De werkelijke prijs lag de afgelopen maanden tussen de 40 en de 50 dollar.
Ook is de invloed van de olie op het geheel van de economie minder, doordat Europa minder basisindustrieën heeft dan voorheen. Willems spreekt van een service-economie. „Heel anders dan in ontwikkelingslanden. Voor die landen is de dure olie werkelijk dramatisch.”
Er werd volgens de VCNI-voorzitter door zijn achterban meer winst gemaakt dan in 2003. Cijfers zijn nog niet bekend. Als de olie- en dollarprijzen niet al te zeer uit de pas lopen, wordt voor volgend jaar een verdere verbetering verwacht.