„Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit ziende op Christus en op de gemeente.”

Zo hield God zelfs nog de wet voor de bruidegom in ere. Want die wet zegt dat de bruidegom naar de bruid moet gaan. Mozes heeft dit gezegd: „Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en hij zal zijn vrouw aankleven.” En Paulus zei: „Deze verborgenheid is groot, maar ik zeg dit ziende op Jezus en op de kerk.” Toen Hij immers in haar verblijfplaats kwam en haar daar vond, terwijl zij smerig was en vuil geworden, naakt, met bloed bezoedeld, heeft hij haar gewassen, gezalfd, te eten gegeven en een mantel aangedaan, zoals er geen tweede te vinden was. Hij is Zelf voor haar een bedekking geworden. Hij heeft haar in Zijn armen genomen en haar zo met Zich ten hemel gevoerd. Voor haar is de erfenis klaargemaakt. Wat zegt de profeet nu ten behoeve van haar? Heel veel! Want Christus is haar Beschermer en Pleitbezorger en veel dingen van wat haar zal overkomen, heeft Hij reeds tevoren gezegd en duidelijk aangekondigd. Bijvoorbeeld alles over de Bruidegom, over hoe zij door Zijn verkiezende liefde tot Hem gebracht wordt, over de goede dingen die haar vervolgens te beurt zullen vallen. Daarom voert Hij ook daar voor haar het woord en wanneer Hij begint, zoals de beroemde redenaars, die optreden als advocaten die we in de rechtbanken aantreffen, spreekt Hij ten behoeve van haar.

Johannes Chrysostomus,
aartsbisschop te Constantinopel

(”Psalm 5”; 2010)