Boenen in het bedehuis
Zand, stof, huidschilfers, afgebeten nagels, pepermuntjes, snoeppapiertjes, haren. Onder kerkbanken kan het tamelijk onfris zijn. Nu de kerkgang en het verenigingsleven weer opschalen, binden schoonmakers als vanouds de strijd aan met het vuil.
Eens in de zes weken verschijnt er op zaterdag of maandag in de appgroep ”Grote schnmk kerk-Akker” een oproep. Of „beste allemaal” willen aangeven of ze aanstaande vrijdagavond komen helpen bij de grote schoonmaak van het kerkgebouw en het aanpalende zalencentrum.
Stuur je een duimpje omhoog, dan word je de volgende vrijdag om kwart voor zeven in de hal van de kerk verwacht. Daar verzamelen zich meestal zo’n dertien jongeren en een enkel ouder lid van de gemeente. In een beetje gemakkelijk zittende kleding, want de handen moeten uit de mouwen.
De ploeg gaat onder leiding van schoonmaakcoördinator Marco Hertgers aan de slag. „Lennart en Chris, ik had jullie dit keer ingedeeld voor het stofzuigen”, delegeert hij. „En doe dit keer maar alle banken, ook die we nu niet gebruiken. Zitting en rugleuning graag.” De twee aangesproken jongemannen sjouwen een stofzuiger naar de achterste bank en beginnen zich in het zweet te werken.
Een ander duo veegt met stofwissers de troep van onder de banken naar de gangpaden. Het derde tweetal neemt met stofdoeken het houtwerk af. En dan zijn er nog lieden die zich over de toiletgroepen ontfermen, de ramen zemen, de galerij doen, de hal onder handen nemen.
Boven het gezoem van de stofzuigers uit klinken stemmen. Van mensen die elkaar over hun wel en wee uithoren. „Hoe is het met je keuken?” Vijf banken verderop: „Goed jou eens te spreken. Hoe gaat het met de studie?” In de hal: „Van harte gefeliciteerd met je vader, trouwens. Veertig alweer; oude kerel begint-ie te worden.” In de linker zijbeuk: „Ben je al afgebeten nagels tegengekomen?”
Gründlichkeit
„Er wordt altijd hard gewerkt, veel gepraat en soms gelachen”, merkt Hertgers op. Sinds de gereformeerde gemeente van Beekbergen begin 2021 een nieuw kerkgebouw opende, is hij verantwoordelijk voor de schoonmaak ervan. Wekelijks is er een klein groepje dat min of meer met de Franse slag tussen de banken door mag; zeswekelijks boent een grotere schare met Duitse gründlichkeit het bedehuis.
En zo gaat dat niet alleen in dat ene Beekbergse bouwwerk, maar vermoedelijk ook in de monumentale kerk twee straten verderop. En in de twee godshuizen een dorpje verderop. En in de talloze kerken in de nabijgelegen stad. Ja, vermoedelijk worden wekelijks in duizenden Nederlandse kerkgebouwen de stofdoek en de zeem van stal gehaald. Volgens Wikipedia zijn er binnen de landsgrenzen ongeveer 7000 bedehuizen, waarvan er 4000 in gebruik zijn. En waar mensen hun voeten zetten, daar laten ze vuil achter. En waar vuil is, daar moet schoongemaakt worden.
Bij die schoonmaak komt meer kijken dan je zou denken. Met name voor de coördinator. Die moet onder meer de voorraad schoonmaakmaterialen in de gaten houden, bij een dreigend zeepgebrek nieuwe flessen inslaan, vrijwilligers ronselen, een rooster maken, schoonmakers instrueren en aanmoedigen, een enkele keer een bericht in de kerkbode doen verschijnen, contact houden met koster en kerkenraad.
Maar Hertgers zwaait alle lof liever de vrijwilligers toe. „Zij doen het werk. Ik ben heel blij met iedereen die steeds weer wil komen helpen. Ze voelen zich verantwoordelijk. En bij de grote schoonmaak zijn het vooral de jongeren; geweldig dat die zo betrokken zijn. Ze werken hard, en de sfeer is altijd goed.”
Diversiteit
Betrokkenheid, verantwoordelijkheid, een goede sfeer – het sociale aspect van schoonmaken is groot. Misschien maken er in Nederland wel meer mensen een kerk schoon dan dat er vrouwen naar een vrouwen- en mannen naar een mannenvereniging gaan.
Die boenvereniging is een oase van diversiteit. Een van de wonderlijkste dingen aan een kerkelijke gemeente is namelijk dat de leden qua persoonlijke eigenschappen niets met elkaar gemeen hoeven te hebben. Rijken en armen, studiebollen en ambachtslieden, vrouwen en mannen, jongen en ouden, introverten en extraverten, dorpelingen en stedelingen, handigen en klunzigen; in een kerk horen ze bij elkaar. En tijdens een schoonmaakbeurt komt die diverse eenheid meer aan het licht dan op zondag.
Hierdoor zijn de schoonmaaksessies een uitstekende binnenkomer voor nieuwkomers. Kennismaken met onbekende gemeenteleden gaat toch makkelijker als je doordeweeks met elkaar de vloer aanveegt, dan na een zondagse eredienst. Samen poetsen, dat schept een band.
Een groot voordeel van schoonmaken is verder dat bijna iedereen het kan. Alle kerkgangers mogen lid worden van de schoonmaakclub. Ook mensen die sociaal wat onhandig zijn, zich voor de Bijbelstudievereniging niet theologisch onderlegd genoeg voelen of ten onrechte denken dat ze zonder breivaardigheidsbewijs niet op de vrouwenvereniging mogen komen.
Allesreiniger
Die diversiteit binnen de poetsploeg heeft ook een gevaar. Al die individuen nemen namelijk hun eigen schoonmaakvoorkeuren en -rituelen mee. Anonieme bronnen deden bij de redactie hun verhaal. Daaruit blijkt dat er in sommige kerken onenigheid is over het te gebruiken schoonmaakmiddel. In één gemeente woedt haast een strijd. Voorstanders van een zeker duur merk eisen daar dat dit hoogwaardige spul wordt aangeschaft, anderen geloven niet in het vermeende wondermiddel, verzetten zich tegen geldverspilling en pleiten voor een doorsnee allesreiniger. „Iemand uit het kamp van de tegenstanders kocht, om de lieve vrede te bewaren, uiteindelijk maar met eigen geld een huismerkflesje bij de supermarkt. Maar dat verdween spoorloos. Uit antipathie tegen het dure spul gebruiken tegenstanders nu afwasmiddel als allesreiniger.”
Om de neuzen in Beekbergen van meet af aan dezelfde kant op te krijgen, organiseerde coördinator Hertgers voor zijn vrijwilligers in de beginperiode een serieuze voorlichting. Een medewerker van de leverancier van de schoonmaakmiddelen kwam naar het zalencentrum om de nieuwste schoonmaakwetten uit te vaardigen.
Vooral de vrouwelijke vrijwilligers hadden oren naar de noviteiten in de boenbusiness; het mannelijk smaldeel kende slechts een handvol afgevaardigden. De aanwezigen hoorden bijvoorbeeld dat de meeste dingen niet met een emmer sop hoeven te worden gereinigd; een droge doek waar je wat schoonmaakmiddel op sprayt is meestal voldoende. En in het schoonmaakwereldje gebruikt men altijd dezelfde kleuren zeep voor dezelfde ondergronden; rood voor sanitair, blauw voor ander interieur en glas, groen voor vloeren.
De vloer stofvrij krijgen doe je tegenwoordig niet meer met een stofzuiger, maar met een ergonomische vloerwisser waaraan je doekjes bevestigt die als een magneet stof aan zich binden. Om het in hoogte verstelbare werktuig ook echt ergonomisch te laten zijn, dien je het uiteinde zo hoog als je kin te maken. Vervolgens hoor je achtjes makend over de vloer te schuifelen. Bij hardnekkig vuil kan er daarna nog een natte dweil overheen. Dat mag heden ten dage trouwens geen mop –zo’n ding met van die vieze slierten– meer zijn. Want moppen blijken net zo onhygiënisch te zijn als ze eruitzien.
Tijdens de bijeenkomst werd ook duidelijkheid verschaft inzake de wc-rolkwestie. Hang je dat ding met het losse velletje naar voren of naar achteren? „Naar voren.”
Droogloopmat
„Het werd erg gewaardeerd”, zegt Hertgers over de voorlichting. „We hopen het zeker nog eens te herhalen. En ik wil binnenkort de hele groep vrijwilligers op een avond bij elkaar hebben. Om iedereen tegelijk te kunnen bedanken, en om te horen hoe de ervaringen zijn en waar verbeterpunten liggen. Want in de praktijk ontdek je soms zaken die beter kunnen.” Zo werden de schoonmakers in Beekbergen gewaar dat de deurmat een iets te aangename verblijfplaats voor haren is. Die willen er niet meer uit, waardoor de gloednieuwe droogloopmat in korte tijd in een soort pruik veranderde.
Het is belangrijk om de kerk netjes schoon te houden, vindt Hertgers. „Ik hoop altijd maar dat alle gemeenteleden zich verantwoordelijk voelen voor een schoon gebouw. Dat blijkt gelukkig het geval, want er zijn altijd genoeg handen om te helpen.”
Dat de animo hoog ligt, komt misschien ook doordat een kerk schoonmaken toch iets speciaals is. Het voelt anders dan het kuisen van je huis. Alleen al omdat het om veel grotere ruimtes gaat. En je het niet alleen hoeft te doen – het is gezelliger. Nadeel is dat je in de kerk de banken niet aan de kant kunt schuiven. En gevoelsmatig een reusachtig verschil: thuis veeg je je eigen viezigheid bij elkaar; in de kerk moet je de achterblijfselen van anderen verzamelen.
Dorpelwachter
Maar wat het vooral bijzonder maakt, is dat je in dezelfde ruimte bezig bent als waar tijdens erediensten God mensen wil ontmoeten, waar Zijn stem in het bijzonder klinkt, waar de bediening der verzoening plaatsvindt, waar engelen de wacht houden, waar psalmgezang klinkt, waar gebeden opstijgen, waar mensen in het hart getroffen worden, waar geofferd wordt. Een kerk is misschien geen heilige grond zoals het stukje woestijn waar de brandende braambos op stond, maar het is wel apart gezette grond; gereserveerd voor wonderen. Kansel en katheder zijn misschien niet zo onaanraakbaar als de Sinaï, maar het zijn toch de plekken waarvandaan iedere zondag Gods wet klinkt.
Daarom voelt het bijna banaal om daar met stofzuiger, dweil en microvezeldoekje binnen te treden. Maar aan de andere kant: nergens komen die schoonmaakspullen zó tot hun bestemming als in de kerk. Die plek hoort rein te zijn, omdat de God Die er gediend wordt rein is.
Kun je een kerk schoonmaken zonder je de dorpelwachter uit psalm 84 te voelen? Eigenlijk niet. En daarom, ook al moet je andermans haren, huidschilfers en afgebeten nagels bij elkaar vegen; boenen in het bedehuis is geen plicht maar een privilege.