Gegrond vertrouwen
In kerk en samenleving is steeds minder onderling vertrouwen zichtbaar. Is dat te herstellen?
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, zo luidt een bekend gezegde. Het is gemakkelijker om iemands vertrouwen te beschamen dan om het te verkrijgen of te herstellen. Wat dat betreft is er veel werk te doen, als in allerlei opzicht onderling vertrouwen minimaal is.
Zomaar een voorbeeld: Nog maar twee maanden geleden bleek uit onderzoek van het RIVM en de GGD dat het vertrouwen in de corona-aanpak van de overheid op het laagste punt was beland sinds de pandemie uitbrak. Slechts 16 procent van de deelnemers was positief. En hoewel uit een eerdere studie van het CBS bleek dat ons vertrouwen in de medemens tussen 2012 en 2018 was toegenomen, heeft de coronacrisis sluimerend wantrouwen niet enkel duidelijk aan het licht gebracht, maar waarschijnlijk ook danig versterkt. Allerlei demonstraties en verzetsacties geven stem aan gevoelens van onbehagen en ontevredenheid. En die houden helaas geen halt bij de kerkdeuren.
De samenleving is verworden tot een ”ik-maatschappij” in plaats van de ”wij-maatschappij”, zo stelde de Amerikaanse socioloog Robert Putnam enkele jaren geleden onomwonden in zijn lezing aan de universiteit van Maastricht. We zien vandaag de dag op allerlei gebied wat de gevolgen daarvan zijn: gegroeid onderling wantrouwen en toegenomen tweespalt. Allerlei schandalen die aan het licht komen, versterken het beeld van een corrupte overheid, een falend rechtssysteem en een innerlijk verzwakte en verdeelde kerk. Die lijkt ook geen passend antwoord te hebben op de voortgaande marginalisering in een postchristelijke samenleving.
En waarom zouden we ons dan eigenlijk nog schikken naar wat politieke of kerkelijke ambtsdragers besluiten, als we zelf een andere mening zijn toegedaan? We hebben meer vertrouwen in onszelf en onze eigen inzichten en halen daarbij ons gelijk bij degenen uit binnen- of buitenland die vertolken wat wij ook vinden. Dat maakt het nog wat gemakkelijker om vervolgens daarnaar te handelen. Zo gaan we onze eigen weg en trekken ons eigen plan.
Wordt hierin niet een voortgaande secularisatie zichtbaar? Zo noemden we altijd het proces waarin de gevestigde godsdienst haar greep op de maatschappij verliest. Die ontwikkeling is mede door de coronacrisis nog zichtbaarder geworden binnen de muren van de kerk. Welke waarde wordt er gehecht aan het (ambtelijk) gezag? We maken onze eigen keuzes en nemen onze eigen beslissingen.
Afnemend onderling vertrouwen, met alle gevolgen van dien, is ondertussen een bewijs van de waarheid van Gods Woord. Waar de God van ons heil niet ons vertrouwen is (Psalm 65:6), blijft er niets anders over dan om te vertrouwen op vlees (Jeremia 17:5). Ook al stelt ons dat vroeg of laat teleur. Zeker in een tijd waarvan volgens 2 Timothëus 3 geldt dat we vol wantrouwen zitten: liefhebbers van onszelf, laatdunkend (arrogant), hovaardig (hoogmoedig), lasteraars, de ouders ongehoorzaam, ondankbaar, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers (kwaadsprekers), onmatig (onbeheerst) en wreed.
Is gebrek aan vertrouwen te herstellen? Jawel. In het dagelijkse leven kunnen het erkennen van gemaakte fouten en het consequent nakomen van afspraken zeker helpen. Komt het erop aan om steeds de daad bij het woord te voegen en eerlijk en transparant te zijn. Maar ten diepste is daarvoor fundamenteel meer nodig. De belijdenis dat ikzelf van nature geneigd ben om God en mijn naaste te haten. Mijn natuur alzo is verdorven geworden dat ik in zonden ontvangen en geboren ben. Ik geneigd ben tot alle kwaad, tenzij ik door Gods Geest wordt wedergeboren. God Zijn liefde in mijn hart uitstort.
Want in de vreze des Heeren is een sterk vertrouwen en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen (Spreuken 14:26). Wie God vreest, heeft een gegrond vertrouwen voor de toekomst. En gaat de ander uitnemender achten dan zichzelf.
_De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde kerk te ’s-Gravenhage-Scheveningen. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.