Detectives van de geschiedenis
Titel:
”Reis door de archeologie. Een fascinerende speurtocht door onze ongeschreven geschiedenis”
Auteur: Paul Bahn (red.)
Uitgeverij: Terra, Warnsveld, 2004
ISBN 90 5897 192 9
Pagina’s: 240
Prijs: 24,95. IJskoude omstandigheden zorgden ervoor dat de gletsjermummie Ötzi duizenden jaren lang vrijwel ongeschonden bewaard bleef in het ijs. Zó goed zelfs dat ontdekkers van het lichaam in 1991 ervan uitgingen dat het een verongelukte alpinist betrof. Ötzi werd echter een van de opmerkelijkste onderzoeksobjecten van de Europese prehistorie. De vondst zette verschillende theorieën op de kop.
Het verhaal van Ötzi de gletsjermummie is een van de vele die te boek gesteld zijn in ”Reis door de archeologie”, een bijzonder mooi vormgegeven werk waarin vijftig opzienbarende archeologische vondsten van over de hele wereld de revue passeren, gerangschikt per werelddeel.
Ötzi heeft een plekje gekregen in het tweede deel, over Europa. Het is een van de recentste vondsten die in het boek zijn opgenomen, en voor veel Europeanen ongetwijfeld ook de bijzonderste. Toen naast het lichaam van Ötzi een bijl werd gevonden, in de Alpen in het grensgebied van Oostenrijk en Italië, rees voor het eerst het vermoeden dat de man misschien géén toerist was die onlangs om het leven was gekomen. Toen ook nog een dolk van vuursteen werd aangetroffen, wisten de onderzoekers: dit is een historische vondst.
Uiteindelijk bleek de man -door de pers al snel Ötzi genoemd omdat hij was gevonden op de Ötztalgletsjer- nog eerder geleefd te hebben dan aanvankelijk gedacht: het lichaam blijkt uit 3300 v. Chr. te stammen. Dat betekende nieuws. Tot de vondst van Ötzi was niet bekend dat de bijlvorm ook toen al gangbaar was. Archeologen waren daarnaast bijzonder verheugd over de ijskoude omstandigheden waaronder het lichaam duizenden jaren was geconserveerd. Daardoor kon zelfs nog organisch materiaal worden bestudeerd, een zeldzaamheid bij opgravingen.
Hardnekkige mythes
Zette Ötzi sommige gedachten over de Europese prehistorie op de kop, ook verschillende andere archeologische vondsten zijn belangwekkend geweest voor ons verstaan van de geschiedenis. Wie het toegankelijke ”Reis door de archeologie” leest, valt van de ene verbazing in de andere. De geheimzinnige incavindplaats Machu Picchu in Peru, de massale zelfmoord in Masada aan de Dode Zee tijdens Pesach van het jaar 74, de hangende tuinen van Babylon: ”Reis door de archeologie” openbaart veel relatief onbekende feiten en rekent af met sommige hardnekkige mythes.
Het boek staat onder hoofdredactie van Paul Bahn, verbonden aan de universiteit van Liverpool. Ook de meeste medewerkers zijn als archeoloog verbonden aan universiteiten in Engeland en Noord-Amerika. Bahn noemt archeologen in zijn inleiding detectives van de geschiedenis. Net als echte detectives proberen ze immers daden en gebeurtenissen in het verleden te reconstrueren - al hebben misdaaddetectives het volgens Bahn wel wat makkelijker: zij kunnen vaak nog levende bronnen horen. En verder zijn vondsten van archeologen, net als doorbraken van detectives, een kwestie van veel ploeteren en soms een flinke dosis geluk, aldus Bahn.
C14-methode
Pijnpunt in overzichtsboeken als deze is vaak het feit dat zonder enig voorbehoud gebruikgemaakt wordt van de dateringsmethode C14. Dat levert vondsten op die wel erg ongeloofwaardige dateringen meekrijgen, zoals de fossielen van Sterkfontein. De Zuid-Afrikaanse fossielen zouden niet minder dan 3,3 miljoen jaar oud zijn. De meeste archeologische vindplaatsen die in ”Reis door de archeologie” een plaats hebben, zijn wat dat betreft minder omstreden: de meeste zijn jonger dan 2000 voor Christus.
Al valt het de opstellers, die bijna allen kunnen bogen op een wetenschappelijke carrière, niet kwalijk te nemen dat ze zich vrijwel uitsluitend baseren op wetenschappelijke argumenten, het is toch goed die puur wetenschappelijke aard van bewijsvoering te noemen. Steeds weer blijkt in het boek namelijk dat deze argumenten het laatste woord hebben. Het is goed je te realiseren dat één archeologische vondst soms hele theorieën overhoop kan halen - zoals in het geval van Ötzi en zijn bijl. Met andere woorden: ook wetenschappelijk bewijs houdt vaak een voorlopig karakter.
Jericho
Dit laatste geldt ook voor de bewijsvoering rond de opgravingen van Jericho, waaraan medeauteur Chris Edens een apart hoofdstuk besteedt. De dikke muren van de stad -althans, de resten daarvan nadat ze tijdens de omgang van de Israëlieten instortten- zijn nooit gevonden. Omdat ook omliggende steden dergelijke muren niet kenden, gaat Edens met veel andere wetenschappers uit van het ”negatief bewijs”: de muren zijn nooit getraceerd en hebben dus nooit bestaan. Dit negatieve bewijs vormde een eerste aanval op bijbelse overleveringen over die tijd, al gauw gevolgd door een debat over de oorsprong van de Israëlieten. Archeologen zijn er nog niet over uit, maar welke wetenschappelijk verantwoorde mogelijkheid zij ook kiezen, steeds geldt dat „zowel het archeologische als het historische bewijsmateriaal momenteel heel ver af staat van Mozes op weg naar het Beloofde Land”, concludeert Edens.
Maar ach. Als detectives er soms al naast zitten -hoewel ze meestal nog levende bronnen kunnen raadplegen-, hoeveel te minder zijn er garanties te geven voor de houdbaarheid van sommige stellingen van de detectives van de geschiedenis. Ook met inachtneming van deze notie blijft ”Reis door de archeologie” zonder meer een aanrader voor geïnteresseerden. De opstellers zijn er uitstekend in geslaagd een echt toegankelijk boek over archeologie te maken en zijn in staat archeologische inzichten kort maar helder over te dragen. Dat is een prestatie die genoemd mag worden.