Nederland dacht ‘onmisbaar’ te zijn in de Oost
Nederland dacht „onmisbaar” te zijn in de Oost en daar nog een missie te hebben. Nederlandse politici, militairen en bestuurders in Nederland en Indonesië waren overtuigd van hun eigen superioriteit en lieten zich in hun streven naar bevoogding en beheersing van Indonesië vooral leiden door economische en geopolitieke motieven. Het besluit tot militaire herbezetting van voormalig Nederlands-Indië was al in de Tweede Wereldoorlog genomen en liep alleen vertraging op omdat het in het naoorlogse Nederland tijd kostte om de krijgsmacht weer op te bouwen.
Volgens de opstellers van het rapport Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945 - 1950 paste de oorlog in een koloniale traditie van gewelddadige onderdrukking, racisme en exploitatie. Het doel van Nederland bleef de toekomst van Indonesië te bepalen. Omdat te bereiken moest de macht van de Republiek koste wat het kost gebroken worden. Nederland onderschatte daarbij in alle opzichten hoe breed de steun voor onafhankelijkheid was onder de Indonesische bevolking.
Nederland schilderde de Republiek af als een Japans maaksel, dat zou instorten zodra het Nederlandse gezag en het leger waren teruggekeerd. De Indonesische bevolking werd in de marge van de op een westerse visie gebaseerde morele en maatschappelijke orde geplaatst. De Indonesiërs zouden niet in staat zijn zelfstandig een staat op te bouwen. Een goedwillende meerderheid van de bevolking zou daar uit angst voor de extremisten niet voor uit durven te komen.