Vijfhonderd jaar geleden kreeg Wittenberg reformatorische kerkorde
De Reformatie zorgde niet alleen voor een verandering in de leer, ook de organisatie van het kerkelijk leven kreeg een correctie. Op 24 januari 1522 –vijfhonderd jaar geleden– kreeg Wittenberg een nieuwe stads- en kerkverordening.
Maarten Luther had zich in 1521 op de rijksdag in Worms verantwoord voor de keizer. Op de terugweg werd hij ontvoerd naar kasteel de Wartburg waar hij het Nieuwe Testament in het Duits vertaalde. De Reformatie stond ondertussen niet stil.
In Wittenberg besloot men tijdens zijn afwezigheid de eerste reformatorische stads- en kerkverordeningen vast te stellen. Luther was voor de vernieuwing, maar vreesde dat het besluit te vroeg kwam, omdat keurvorst Frederik de Wijze geen grote vernieuwingen in kerk en staat wilde.
Het stadsbestuur reageerde met de verordening echter op de onrust die door de Reformatie was ontstaan: monniken verlieten de kloosters en priesters traden in het huwelijk. Vooral de Zwickauer monniken en hun aanhangers zorgden voor veel onrust. Het bestuur wilde ongeordendheid en bedelarij voorkomen en stelde daarom regels op die duidelijkheid gaven.
De verordening behelsde verder dat particuliere missen werden afgeschaft, en het eucharistisch gebed verdween. De avondmaalsbeker moest voortaan rondgaan zodat ook gemeenteleden eruit zouden drinken en niet alleen de priester. Beelden van heiligen en anderen werden verwijderd om een beeldenstorm te voorkomen. Zelfs kruisbeelden moesten uit de kerk.
Grote drijfveer achter de nieuwe stads- en kerkorde was Luthers collega, de theoloog Andreas Karlstadt (1486-1541).