Het CPB twijfelt, net als bij het coalitieakkoord, of de plannen van PvdA en GroenLinks wel uitvoerbaar zijn. Zeker door het gebrek aan arbeidskrachten is de kans groot dat geld op de plank blijft liggen. De extra bestedingen van de oppositiepartijen komen „in sommige gevallen bovenop” de extra uitgaven die de coalitiepartijen willen doen.

Een andere overeenkomst met het coalitieakkoord is dat het CPB oordeelt dat de linkse partijen de rekening doorschuiven naar toekomstige generaties. Daar staat tegenover dat die jongere generaties ook profiteren van de investeringen in onderwijs en klimaat die PvdA en GroenLinks voorstellen.

De linkse tandem zou 13,9 miljard euro in sociale zekerheid willen investeren, flink meer dan de coalitiepartijen doen. Dit komt vooral doordat PvdA en GroenLinks het minimumloon willen verhogen en alle uitkeringen (dus ook de AOW) willen laten meegroeien. Precies hetzelfde bedrag dat wordt gestoken in sociale zekerheid, halen de partijen op door de lasten op vermogen en winst te verhogen. De lastenverzwaring van 13,9 miljard komt vooral door de invoering van een progressieve vermogensbelasting (hoe hoger het vermogen, hoe meer belasting erover moet worden betaald), aldus het Centraal Planbureau.

Mensen met een uitkering gaan er in koopkracht het meeste op vooruit (gemiddeld 1,7 procent). Ook gepensioneerden hebben meer te besteden (1,3 procent), dat geldt in iets mindere mate voor werkenden (1 procent).

De partijen zelf noemen hun plannen „socialer, groener en eerlijker”. „Vandaag laten PvdA en GroenLinks zien dat het anders kan in Nederland”, zeggen ze in een persbericht.