Sneeuwklokjesliefhebbers speuren naar witte tapijten en verdwaalde plukjes
Oftewel febrewarigekjes, februariblommen, februariklokjes, februarigekjes, februarichies, maerteblomkes, mèèrtbleumkes, maerse-gäkjes, ijsbrekertjes, winterklokskes, sjneeklökskes, sneeuwklokjes, sneeuwvlokjes, snowdrops, winterliedertjes, vastenavondgastjes, vastenavondzotjes, vroegopjes, zomerzotjes.
Zijn ze er al?
Er zijn mensen die extra wakker uit de ogen kijken in januari en februari: de sneeuwklokjesliefhebbers (galanthofielen). Ze speuren naar witte tapijten en verdwaalde plukjes; ze weten dat je bijzondere exemplaren voor de tuin niet koopt, maar ruilt. Biologe en tuinauteur Hanneke van Dijk schreef daar eens prachtig over in haar boek ”Sneeuwklokjes” (2003). Wie ontdekt dat er meer dan één soort sneeuwklokje bestaat, kan zomaar fan worden. Er zijn wel 20 soorten en zeker 500 cultivars. Een 18e-eeuwse predikant schijnt ooit sneeuwklokjes in de vorm van letters op een kerkhof te hebben geplant; hij had ook als taak om kinderen te leren lezen en schrijven. De letters verspreidden zich na zijn dood als een sneeuwwit kleed over het hele kerkhof.