Binnenlandtoelatingsbeleid
Scholieren in gesprek over toelating en weerbaarheid

Het biedt veiligheid dat alle scholieren zijn opgegroeid in een reformatorisch gezin, vinden leerlingen van de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen. Hun leeftijdsgenoten van het Ichthus College in Veenendaal waarderen juist de diversiteit op school. Toch is niemand te porren voor een acceptatieplicht. Twee gesprekken aan de hand van vijf stellingen.

Vwo-6’ers van de Pieter Zandt scholengemeenschap gaan onder leiding van de docenten Vinke en Van der Haar met elkaar in gesprek. V.l.n.r.: Manuël, Julia, Barthil, Hendriëtta, Vinke, Van der Haar, Ruben O., Arie, Ruben S., Leanne. beeld Freddy Schinkel
Vwo-6’ers van de Pieter Zandt scholengemeenschap gaan onder leiding van de docenten Vinke en Van der Haar met elkaar in gesprek. V.l.n.r.: Manuël, Julia, Barthil, Hendriëtta, Vinke, Van der Haar, Ruben O., Arie, Ruben S., Leanne. beeld Freddy Schinkel

Refoleerling leeft „echt niet” in een bubbel

Het is fijn dat alle leerlingen op de Pieter Zandt reformatorisch zijn

Barthil: „Nagenoeg iedereen heeft reformatorische ouders. Of elke scholier zelf ook reformatorisch is, is natuurlijk maar de vraag.”

Arie: „Eens. Er zitten hier op school leerlingen die niet veel meer hebben met het christelijk geloof. Tegelijkertijd vind ik wel dat het veiligheid biedt dat iedereen ten minste is opgegroeid in een reformatorisch gezin. Je hoeft je daardoor niet constant te verantwoorden over waarom je gelooft en op zondag naar de kerk gaat.”

Manuel: „Klopt. Een gesloten beleid heeft grote voordelen, zeker voor jongere leerlingen. In de leeftijd van pakweg 12 tot 14 jaar zoek je naar antwoorden op vragen als: bestaat God wel? Is het geloof ook voor mij? Je bent dan behoorlijk beïnvloedbaar.”

Leanne: „Inmiddels zitten wij in de examenklas en hebben we voor onszelf helder of we bij de kerk willen blijven. Dan is het niet meer nodig om op school enkel met refojongeren om te gaan. Contact met andersdenkenden brengt ons niet meer fundamenteel van ons stuk.”

Julia: „Het is natuurlijk ook niet zo dat wij als reformatorische jongeren helemaal geen contact hebben met leeftijdsgenoten die niet christelijk zijn. We hebben ook vrienden op het werk of op de sportclub. We leven als refojongeren echt niet in een bubbel.”

Een open toelatingsbeleid is goed om niet-christelijke jongeren in aanraking te laten komen met de Bijbel

Leanne: „Het is mooi als dat gebeurt. Maar het doel van het christelijk onderwijs is niet om onkerkelijke mensen te bekeren. School is geen evangelisatie-instituut.”

Manuel: „Het is ook wat overmoedig gedacht. Natuurlijk kan een onchristelijke jongere op school geraakt worden door de Bijbelse boodschap. Maar ik denk dat de kans net zo groot is dat het omgekeerde plaatsvindt: dat reformatorische jongeren worden beïnvloed door het seculiere gedachtegoed van sommige medeleerlingen.”

Arie: „Dat ligt er maar net aan hoeveel niet-christelijke leerlingen op school zitten. Zijn dat er maar weinig, dan zal het zo’n vaart niet lopen. Maar zijn het er honderden, dan wordt het een ander verhaal. Als puber wil je vooral niet opvallen of gek gevonden worden. De omgeving heeft dus invloed op hoe je je gedraagt en jezelf ontwikkelt.”

Als er niet-christelijke leerlingen op school zouden zitten, zou ik er bewust over nadenken waarvoor ik zelf sta

Leanne: „Ik denk dat je dan in ieder geval op een eerder moment gaat nadenken over wat het geloof voor jezelf betekent.”

Ruben S.: „Volgend jaar komen wij terecht op een seculiere opleiding. We bereiden ons nu daarop voor en praten met elkaar over hoe wij ons als christen in zo’n omgeving moeten opstellen. Als je al op de basisschool weet dat je op de middelbare school dagelijks met andersdenkenden zult omgaan, wordt die stap vervroegd.”

Leanne: „Tegelijkertijd denk ik dat kerken en gezinnen ons dan wel beter moeten toerusten. De reformatorische wereld is soms best besloten, er wordt niet heel veel gepraat over persoonlijk geloof. Dat maakt het soms lastig om te ontdekken wat de kern van het geloof is en wat dat voor jou betekent.”

Ruben O.: „Ouders zouden vaker moeten praten over de inhoud van het geloof.”

Manuel: „Om een vergelijking te maken: een sterke boom overleeft zware stormen en zure regen. Maar dan moet er wel een zaadje worden geplant en dat moet water en voeding krijgen. Een boom die goed wordt onderhouden, zal steviger wortelen dan eentje die dat niet wordt. Zo is het ook bij ons. Wij moeten gevoed worden om staande te blijven in een omgeving waarin anderen onze overtuigingen niet delen.”

Ook op een school met een gesloten beleid word ik goed toegerust om in gesprek te gaan met andersdenkenden

Hendriëtta: „Zowel een school met een open als met een gesloten beleid kan haar leerlingen goed toerusten. Maar ik denk wel dat reformatorische scholen op dit punt nog meer kunnen doen.”

Ruben S.: „Theoretisch worden wij goed gevormd, maar ik zou die kennis ook graag in praktijk brengen. Daar leer je veel meer van.”

Leanne: „Bij het vak godsdienst hebben we de wereldgodsdiensten behandeld. Ik zou het dan mooi vinden als we iemand in de klas zouden uitnodigen die bijvoorbeeld zelf moslim is. Dan kun je echt in gesprek gaan.”

Hendriëtta: „Ontmoeting met andersdenkenden heft wederzijdse vooroordelen op. Ik wil weten hoe anderen denken, hoe kan ik anders met hen goed het gesprek voeren?”

Arie: „School kan bijvoorbeeld verplichten dat iedereen de maatschappelijke stage in een seculiere omgeving doet. Voorafgaand kunnen docenten daaraan een les wijden. Achteraf zouden we kunnen reflecteren op hoe het ging. Dat lijkt me nuttiger dan een les over bijvoorbeeld kerkverbanden.”

Als de school wordt verplicht tot een open toelatingsbeleid, kan die niet langer reformatorisch blijven

Manuel: „Dat is te kort door de bocht. Het toelatingsbeleid maakt een school niet reformatorisch. Leraren en scholieren geven de identiteit vorm.”

Leanne: „De vraag is dan natuurlijk wát de identiteit van reformatorische scholen is.”

Manuel: „De kern is het geloof in Jezus Christus, dat Hij is gestorven om zondaren zalig te maken. Dat moet voluit blijven staan. Om die kern hangen bijzaken, zoals haardracht en het dragen van rokjes. Die regels lijken belangrijk, maar zijn aan vernieuwing toe. Een open beleid zou het laatste zetje daarvoor kunnen geven, zonder dat dat ten koste gaat van de reformatorische identiteit.”

Leanne: „Het toelatingsbeleid zorgt er niet voor dat iedereen christelijk blijft. Daarvoor is persoonlijk geloof nodig. Ik denk wel dat een open beleid tot gevolg kan hebben dat de identiteit verzwakt, omdat niet iedereen de uitgangspunten deelt. Tegelijkertijd moeten we met de tijd meegaan. We leven in een open, seculiere samenleving. Misschien kunnen scholen zich ook iets opener opstellen, bijvoorbeeld als het gaat om de toelating van scholieren uit niet-reformatorische kerken.”

Barthil: „Als een school geen open beleid hoeft te voeren, zou ik dat niet aanraden, zeker niet voor de onderbouw. Het toelatingsbeleid van reformatorische scholen levert volgens mij voor niemand problemen op.”

Arie: „Scholen moeten zich wel voorbereiden op een acceptatieplicht. Het is een kwestie van tijd voor er zoiets komt. Dan kun je er maar beter voor zorgen dat je jezelf daarop hebt bezonnen, zodat zoiets je niet overvalt.”

17921224.JPG
Bovenbouwleerlingen van het Ichthus College. V.l.n.r.: Eva, Marjorie, Leon, Myrthe, Job, Tom, Henk-Jan, Jan Jaap, Emma, Hadassah en Nienke. beeld Herman Schröder

Leren doorvragen op school met open beleid

Het is positief dat de leerlingpopulatie op het Ichthus College breder is dan enkel reformatorische scholieren

Jan Jaap: „Eens. Na het Ichthus gaan wij naar een –vaak seculiere– hogeschool of universiteit. Ik vind het daarom fijn dat we hier al een beetje buiten de reformatorische bubbel kijken. Als je dat voor het eerst doet op het hbo of wo, ben je daarop minder goed voorbereid.”

Job: „Zelf heb ik tot klas drie op het reformatorisch onderwijs gezeten. In de onderbouw vond ik het best fijn dat er op school enkel refoleerlingen zaten. Je bent dan nog zoekend naar wat je gelooft en zo’n beschermde omgeving is dan prettig. In de bovenbouw kan je meer aan. Nu vind ik de diversiteit juist interessant.”

Myrthe: „Herkenbaar. Ik ben halverwege klas 2 verhuisd en daardoor op het Ichthus terechtgekomen. Hier zijn de onderlinge verschillen groter dan op de reformatorische school waarop ik eerst zat, bijvoorbeeld op het gebied van kerkgang. Ik vind die verscheidenheid boeiend.”

Jan Jaap: „Pasgeleden voerden we in de klas een discussie over de doop. Zelf ben ik met de kinderdoop opgevoed, maar dat geldt niet voor iedereen. Doordat je zo’n gesprek voert in de veiligheid van het klaslokaal, leer je naar elkaar luisteren, doorvragen en je eigen mening verwoorden.”

Myrthe: „Aan de diversiteit zitten ook nadelen. Soms denk ik: zijn er nog scholieren die hetzelfde vinden als ik? Je vormt niet meer echt een groep met mensen die hetzelfde denken. Dat mis ik soms wel. Je kunt je dan niet echt aan elkaar optrekken.”

Leon: „Dat herken ik niet – het is misschien ook afhankelijk van de klas waarin je zit. Ik vind het Ichthus behoorlijk reformatorisch. Bijna iedereen is christelijk opgevoed.”

Hadassa: „De docenten zijn natuurlijk ook christelijk. Dat is cruciaal. Wij kunnen met al onze vragen, ook over geloof, bij hen terecht. Zolang dat zo is, vind ik verscheidenheid onder leerlingen alleen maar positief.”

Een open toelatingsbeleid is goed om seculiere jongeren in aanraking te brengen met de Bijbel

Leon: „Dat is een mooi streven, maar wel behoorlijk ambitieus. Ik denk dat de meerwaarde vooral zit in het overdragen van de christelijke waarden, zoals niet vloeken.”

Myrthe: „Klopt. Maar onkerkelijke leerlingen brengen ook hun gewoonten mee. Ik denk dat het wel kan gebeuren dat christelijke jongeren door hen worden beïnvloed.”

Eva: „De eerste taak van school is onderwijs, niet evangelisatie. Dat moet een school niet door elkaar gaan halen.”

Gesprekken met niet-christelijke klasgenoten brengen mij aan het twijfelen over het geloof

Marjolie: „Die gesprekken hebben wij hier niet veel, omdat nagenoeg iedereen christelijk is opgevoed. Wat mij wel opvalt, is dat leerlingen uit verschillende kerken over dezelfde thema’s soms heel anders denken. Recent moesten wij in groepjes bijvoorbeeld fictieve politieke partijen oprichten. Dan kom je erachter hoe verschillend medeleerlingen staan tegenover bijvoorbeeld abortus. De meesten vinden dat echt niet kunnen, zelf sta ik er iets genuanceerder in. Die diversiteit is interessant, maar af en toe ook lastig. Soms denk ik: We delen hetzelfde geloof, hoe kan het dat we toch zo anders denken?”

Eva: „Herkenbaar. Ik ben christelijk, maar zou mezelf geen typische refoleerling noemen. In de onderbouw dacht ik weleens van: Oh, ik verschil qua opvattingen wel behoorlijk van mijn reformatorische klasgenoten. Maar ik vind het juist goed dat ik daardoor geprikkeld werd om na te denken over mijn visie. Twijfel is niet iets slechts. Het is juist nodig om een sterke mening te vormen.”

Haddasa: „Ik denk dat de variëteit onder leerlingen voor mij meer opbouwend is dan dat het mij fundamenteel aan het twijfelen brengt. Zolang er in het gezin en de kerk een vaste basis is, vind ik het niet erg dat leerlingen hier soms verschillend denken.”

Myrthe: „Klopt. De onderlinge gesprekken en discussies vind ik ook interessant. Maar ik denk wel dat meer eenduidigheid onder leerlingen mij meer houvast zou hebben gegeven.”

Het is voor een school met een open beleid moeilijker om de identiteit vast te blijven houden dan voor een school met een gesloten beleid

Tom: „Dat denk ik wel, omdat een school dan met meer soorten leerlingen en ouders te maken heeft. Maar zolang het benoemingsbeleid voor leraren stevig staat, hoeft de identiteit echt niet af te kalven.”

Leon: „Ik denk dat het erg afhangt van waar de school staat. Veenendaal is hartje Biblebelt. Als het Ichthus in Amsterdam zou staan, zou die een ander publiek aantrekken. En als het aandeel niet-christelijke leerlingen groot zou worden, dan is het inderdaad lastig om de identiteit vast te houden. Maar dat is op het Ichthus niet het geval, dus ik denk dat onze school geen concessies hoeft te doen aan haar uitgangspunten.”

Henk-Jan: „In onze maatschappij is het zowel voor christelijke scholen met een open als met een gesloten beleid niet eenvoudig om de koers zuiver te houden. Er komt vanuit de samenleving veel op hen af. Maar omdat er in de achterban van het Ichthus meer verschil is dan op refoscholen, loop je wel meer kans dat de identiteit van binnenuit onder druk komt te staan. Dat risico lijkt mij kleiner bij scholen met een gesloten beleid.”

Iedere school moet de mogelijkheid krijgen tot het voeren van een gesloten beleid

Jan Jaap: „Scholen moeten het recht krijgen om het onderwijs in te richten op een manier die past bij de identiteit. Maar ze moeten daarmee wel verstandig omgaan en niet een te rigide beleid voeren.”

Eva: „Ik ben voorstander van onderwijsvrijheid. Scholen moeten zeker de mogelijkheid krijgen voor het voeren van een eigen toelatingsbeleid. Maar soms vind ik het wel lastig hoe die vrijheid van artikel 23 te rijmen valt met de gelijkwaardigheid van artikel 1 uit de Grondwet.”

Myrthe: „Ik snap best dat christelijke onderwijsinstellingen voorzichtig zijn in hun toelating. Het lijkt me heel verstandig dat scholen kijken of de leerlingen bij hen passen. Maar wat mij betreft moet niet het kerkverband, maar het geloof in Gods Woord het zwaarst wegen bij toelating.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer